Het chemisch elementnikkel (Ni), met een atoommassa van 58,6934(2) u, bezit 5 stabiele isotopen: 58Ni, 60Ni, 61Ni, 62Ni en 64Ni, waarvan de eerste het meest abundant is (ongeveer 68%). De overige 26 radio-isotopen zijn onstabiel en hebben een relatief korte halveringstijd (de meeste minder dan een seconde). Isotopen met een massa lager dan die van de stabiele isotopen vervallen hoofdzakelijk naar ijzer en kobalt, terwijl de isotopen met een grotere massa vervallen naar koper.
De kortstlevende isotoop van nikkel is 48Ni, met een halfwaardetijd van ongeveer 10 milliseconden. De langstlevende is 59Ni, met een halfwaardetijd van 76.000 jaar.
De isotoop 56Ni wordt in grote hoeveelheden gevormd in supernova's van het type Ia. Nikkel-56 vervalt middels β+-verval tot de radioactieve isotoop kobalt-56, die zelf via β+-verval vervalt tot de stabiele isotoop ijzer-56.[3]
Nikkel-58
De isotoop 58Ni wordt ervan verdacht via een dubbel bètaverval te vervallen tot de stabiele isotoop 58Fe. Nikkel-58 heeft een halfwaardetijd van meer dan 700 triljoenjaar en kan dus de facto als stabiel worden beschouwd. Dit omdat de halfwaardetijd honderden miljoenen malen groter is dan de leeftijd van het universum.
Nikkel-60 is de stabiele dochterisotoop van de radionuclide ijzer-60, dat een halfwaardetijd van 2,6 miljoen jaar heeft. Wegens deze zeer hoge halfwaardetijd heeft de aanwezigheid van ijzer-60 in materiaal uit het zonnestelsel ervoor gezorgd dat er waarneembare variaties zijn ontstaan in de isotopische samenstelling van nikkel-60. Dientengevolge kan de aanwezigheid van deze isotoop in extraterrestrisch materiaal inzicht verschaffen in het ontstaan en de zeer vroege geschiedenis van het zonnestelsel. Toch is het tot op heden onmogelijk geweest om deze isotoop hiervoor te gebruiken, omdat nikkel-60 zeer heterogeen is verspreid in het vroege zonnestelsel.