De plantage lag in het afvaren van de Pericakreek aan de linkerzijde, grenzend
stroomopwaarts aan de kostgrond van plantage Nieuw Timotibo en stroomafwaarts aan suikerplantage De Vrede.
In 1858 was de eigenaar de familie Reijns, woonachtig in Nederland. Als directeur trad op W.C. Limes. Administrateur in Nederland was Bunge & Comp. Plantageadministrateur in Suriname was H.G. Roux. De plantage telde op dat moment 144 'niet-vrije bewoners' (slaafgemaakten).[1]
Eigendomssituaties
(naar jaar)
1819: J.J.F. de Friderici
1834: Boedel J.J.F. de Friderici
1837: H.M. Wolff de Friderici, J.F. de Friderici en J.L. de Friderici
1858: Bl. C. en E. Reijns
1863: Femmetje Reijns, huisvrouw van Jan Platvoet, voor 1/4 deel; zoon Jan Reijns en dochter Anna Reijns, beiden voor 3/8e deel. Deze familie woonde in Goor, Overijssel.