Kan opende een patentenkantoor in 1974. In 1980 verwierf hij een zetel in het Lagerhuis als lid van de Socialistische Democratische Federatie (社会民主連合, Shakai-minshu-rengō). Hij kreeg nationale bekendheid als minister van Volksgezondheid, Werk en Welvaart in 1996 toen hij verantwoordelijkheid nam voor de verspreiding van onrechtmatig verkregen bloed. Toen was hij nog lid van een kleine partij, die samen regeerde met de Liberaal-Democratische Partij. Zijn actie werd toegejuicht door de media en het volk. Kan schreef ook het boek "Dai-jin" (letterlijk vertaald: "Minister").
In 1998 werd hij beschuldigd van verschillende affaires, die overigens ontkend werden door zijn partij, waardoor hij aftrad als leider van zijn partij. Yukio Hatoyama nam de functie over, maar na diens aftreden werd Kan weer partijleider. In juli 2003 ging zijn partij samenwerken in de oppositie met de Liberaal-Democratische Partij, voor de verkiezingen van de herfst 2003.
Tijdens de campagne van die verkiezingen werd Kan voorgesteld als kandidaat-premier. Echter, in 2004 werd hij opnieuw beschuldigd van onbetaalde lijfrentes en gedwongen om af te treden. Op 10 mei 2004 trad hij af als partijleider.
In oktober 2005, Kan zou in 2006 60 jaar worden, stelde hij een nieuwe partij voor, de "Dankai" (babyboomers)-Partij. De oorspronkelijke bedoeling van deze partij was de babyboomers activiteit te bieden. 2,7 miljoen mensen zouden met pensioen gaan in 2007.
Zijn hobby is Go. Hij heeft een vrouw en twee zoons en woont in Tokio.
Minister van Financiën
In september 2009 vroeg Yukio Hatoyama Kan om vicepremier te worden. Op 6 januari 2010 werd hij daarnaast minister van Financiën. In zijn eerste persconferentie kondigde Kan aan dat het stimuleren van groei zijn eerste prioriteit is. Ook nam hij de ongebruikelijke stap om een optimaal dollar-yen niveau te geven, om exporteurs te helpen en de economie optimaal te stimuleren.
Premier
Op 8 juni 2010 werd hij de opvolger van Yukio Hatoyama als premier en partijleider van de Democratische Partij. Hatoyama trad af omdat hij een belofte over het sluiten van een Amerikaanse basis in Japan niet kon nakomen. De ministers van Binnenlandse Zaken en Transport gaven ook aan voor deze functie in te zijn, maar gaven gauw hun steun aan Kan toen bekend werd dat hij de nieuwe premier werd. Op 9 juni2010 werd bekendgemaakt dat Kan de Amerikaanse basis op Okinawa niet gaat sluiten.[1]
Op 2 juni 2011 overleefde hij een motie van wantrouwen op voorwaarde dat hij beloofde af te treden zodra de gevolgen van de aardbeving en tsunami eerder 2011 onder controle zijn.[2] Op 26 augustus kondigde hij aan ontslag te nemen als premier van Japan. Zijn opvolger Yoshihiko Noda werd door de keizer op 2 september2011 benoemd.