De Amerikaanse dollar is de wettige munteenheid van de Verenigde Staten en van enkele andere landen die deze munt als valuta overgenomen hebben.
Geschiedenis
In 1792 namen de Verenigde Staten de dollar aan als nationale munteenheid. De dollar geldt sinds de Tweede Wereldoorlog als anker-valuta in de internationale handel. Zo worden de goud- en aardolieprijzen in de internationale handelsmarkt in dollars uitgedrukt.
Vooral sinds 2002 verliest de Amerikaanse dollar steeds meer zijn status van overheersende munteenheid. De euro is een grote concurrent geworden en ook de Chinese renminbi wordt gezien als toekomstig sleutelvaluta in de wereldhandel. De gouverneur van de Centrale Bank van de Volksrepubliek China stelde in maart 2009 voor om de dollar als reservevaluta te vervangen door een "mandje" van een aantal valuta's.[1] De Russische minister van Financiën Kudrin verklaarde in juni 2009 nog dat de positie van de Amerikaanse dollar als leidende reservevaluta niet ter discussie stond.[2] Na 2010 werd echter een proces van de-dollarisering ingezet, waarbij verschillende landen waaronder Rusland en China[3] zijn overgestapt op handel in nationale valuta. Ook binnen de BRICS en de Shanghai-samenwerkingsorganisatie werden initiatieven in die zin ondernomen.
Landen waar de dollar wettig betaalmiddel is
Naast de Verenigde Staten zijn er andere landen en territoria die deze munteenheid gebruiken. Dit zijn:
De dollar is onderverdeeld in 100 cent (symbool ¢).
De quarters die tussen 1999 en 2009 werden uitgegeven bevatten een opdruk van een van de staten van Amerika, net zoals dat bij de euro het geval is. Zie State Quarters. De staten geven op deze speciale quarters een kenmerk van hun staat. Op de quarter van New York staat bijvoorbeeld het Vrijheidsbeeld afgebeeld met het onderschrift Gateway to freedom. Munten van 1 dollar worden betrekkelijk weinig gebruikt; meestal gebruikt men biljetten. Munten van een dollar worden opvallend genoeg wel gebruikt in de automaten voor kaartjes van de metro in onder andere New York.
2007–2011 (vanaf 2012 enkel als herdenkingsmunt, niet in circulatie)
Gold(en) dollar
Bankbiljetten
Tot aan de Amerikaanse Burgeroorlog gaf de federale overheid alleen gouden en zilveren munten uit. Bankbiljetten werden gedrukt door particuliere banken, en waren alleen bij de bank van uitgifte inwisselbaar. Ging zo'n bank failliet, dan werd het papiergeld waardeloos.
In 1862 gaf de regering-Lincoln dollarbiljetten uit, de zgn greenbacks, die inwisselbaar waren tegen muntgeld, maar niet werden gedekt door de goudvoorraad.
Bankbiljetten worden gemaakt van katoen gemengd met vlas.
Er hebben verscheidene bankbiljetten bestaan met een nominale waarde tot $ 100.000, deze zijn echter in 1969 uit de circulatie genomen om het criminelen lastiger te maken grote bedragen in contanten te vervoeren. Oorspronkelijk werden deze biljetten gebruikt voor transacties tussen banken. Deze biljetten met grote nominale waarde gelden in de Verenigde Staten nog wel als wettig betaalmiddel, maar de Wet geldstelsel BES regelt dat in Caribisch Nederland alleen biljetten met een nominale waarde van ten hoogste $100 erkend worden.
De afspraken werden tot het eind van de jaren zestig goed nageleefd, maar de steun brokkelde af toen de dollar overgewaardeerd werd geacht. Speculanten richtten zich op de dollar en de Amerikaanse goudvoorraad slonk. In 1971 hief president Richard Nixon eenzijdig de goudstandaard op en daarmee de link tussen de dollar en het goud. Met de zogenaamde Nixon-schok kwam het systeem van Breton woods teneinde. De koers van de dollar is sindsdien zwevend al werden nu en dan pogingen gedaan het koersverloop te beïnvloeden zoals met het Plaza-akkoord gesloten in 1985 en het Louvre-akkoord van 1987.
De koers van de dollar ten opzichte van andere valuta heeft in de loop van de tijd vrij sterke bewegingen laten zien. De koers van de euro ten opzichte van de dollar ontwikkelde zich sinds begin 1999 als in deze grafiek aangegeven.