In de naam Gistel ligt de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap en het contact tussen de polder- en zandstreek besloten. Gistel zou van het Germaanse ‘geest’ en ‘lo’ komen, wat betekent: open bos op hogere zandgrond, nabij moerassen. Gistel ligt dan ook op een oude zandheuvelrug met zowel in het noorden (richting zee) als in het zuiden (meer land inwaarts) lager gelegen gebieden.
Dat Gistel reeds vermeld zou staan in de 9e-eeuwse aantekeningen van de Noormannen staat ter discussie. Officieel neemt men aan dat de eerste documenten die Gistel vermelden uit de 10e eeuw zijn. Volgens deze documenten zou Gistel in deze periode een gunstige ligging hebben aan de zee (zie ook Walraversijde).
In de middeleeuwen was Gistel (ook wel een Gestella/Gistella of Ghistelle/Ghistelles/Ghestelle genoemd) een graaflijkeheerlijkheid, Gistel-Ambacht van het geslacht Gistel. De groei van Gistel moet te danken zijn aan de bevaarbaarheid van een kreek, waardoor deze vooruitgeschoven plek langs de toenmalige grillige kustlijn, een strategische positie verwierf in de verdediging tegen de Noormannen. Zolang de kreek bevaarbaar bleef ontwikkelde Gistel zich tot een haven- en handelsnederzetting. In de 12e eeuw kende de stad al een versterkte vesting. In de 13e eeuw verwierf Gistel de stadsrechten.
Op de oudst bekende kaart van Gistel (Jacob van Deventer, ca. 1570) zien we een stadsgracht die de stad omsluit met 6 toegangswegen. In het centrum bevindt zich het kasteel, de kerk, een motte en een tiental straatjes.
Halfweg de 16e eeuw kwam de baronie en bijhorende domeinen in handen van de Italiaanse familie Affaitati, kooplieden en bankiers die zich in Antwerpen hadden gevestigd. De Geuzenplunderingen in het Brugse Vrije en het daarop volgende beleg van Oostende zorgden ervoor dat de regio Gistel ontvolkte. Doordat de familie Affaititi op gespannen voet leefde met de lokale clerus zijn het vooral de aartshertogen Albrecht en Isabella die de heropbouw stimuleren tijdens het Twaalfjarig Bestand. Pas na de Tachtigjarige Oorlog investeerde de familie fors in Gistel en werd het een waar bedevaartsoord rond de heilige Godelieve.
Met de aanleg van de steenweg Oostende-Wijnendale (18e eeuw) en de spoorweg Oostende-Torhout, spoorlijn 62 (19e eeuw), kreeg Gistel nieuwe economische impulsen en kende de stad een groei rond de genoemde verkeersknooppunten. Bijvoorbeeld Alfred Ronse stichtte werkhuizen voor onder andere molenbouw. De realisatie van E40 (A18) verhoogde de bereikbaarheid van Gistel in belangrijke mate. Met een eigen industrieterrein en bruisend handelscentrum werd voorkomen dat Gistel een slaapstad zou worden van Oostende.
Kernen
Naast de stedelijk hoofdgemeente Gistel zijn ook de landelijke dorpen Moere, Snaaskerke en Zevekotedeelgemeenten van Gistel. Moere en Zevekote waren voor 1971 zelfstandige gemeenten terwijl Snaaskerke in 1977 bij Gistel werd gevoegd.
Het stadje Gistel is zonder twijfel de bakermat van de Godelieveverering in Vlaanderen en Noord-Frankrijk. Hoogtepunt in de verering is de St.-Godelieveprocessie. Deze gaat uit door het dorpscentrum op de eerste zondag na 6 juli.
Abdij Ten Putte
Zie Abdij Ten Putte voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Op het einde van de elfde eeuw werd op de plaats van de dood van Godelieve van Gistel een vrouwenklooster gesticht. De abdij is een van de meest bezochte West-Vlaamse bedevaartsoorden. Thans wonen er broeders en zusters van de congregatie "Moeder van Vrede".
Sint-Godelievemuseum
Het Sint-Godelievemuseum is gelegen binnen de muren van abdij Ten Putte.
Oostmolen
Aan de oostelijke rand van het stadscentrum bevindt zich de site van de Oostmolen, een typische Vlaamse staakmolen.
Zie De Meerlaan voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Molen De Meerlaan is een kleine staakmolen op een hoge ronde bakstenen voet met zwichtstelling.
Deze molen werd in 1933 gebouwd en is in zoverre uniek in België (en Europa) omdat het de oudste nog bestaande windmolen is voor elektriciteitsopwekking waar de installatie nog van bestaat.
Het stadspark wordt beheerst door de 78 meter hoge, neogotische Onze-Lieve-Vrouwekerk.
In 1488 brandde de gotische kerk van Gistel uit als gevolg van de Vlaamse Opstand tegen Maximiliaan. Twaalf jaar later werd gestart met de bouw van een nieuwe in laatgotische stijl. Deze kerk werd in 1853 gesloopt opdat ze te bouwvallig was. Enkel de toren bleef behouden en werd geïntegreerd in een neogotische kerk. Eind 19e eeuw was ook de torenspits te bouwvallig en moest deze ook gesloopt worden. Pas in de jaren 70 werd er een nieuwe gebouwd gebaseerd op plannen van begin 20ste eeuw. De toren wordt ook weleens 'gouden toren’ genoemd.
De linkerbeuk is gewijd aan Onze-Lieve-Vrouw met een barok altaar, brandglasramen, een houtgesculpteerde preekstoel van 1730 en enkele grootse schilderijen.
Het windmolenpark te Gistel is gelegen langs de A18/E40 ten oosten van de afrit Gistel en omvat zes molens. Reeds in 2001 is men begonnen met een vergunningsaanvraag, maar de realisatie heeft wat op zich laten wachten doordat de luchthaven van Oostende (Belgocontrol, dat instaat voor veiligheid in het luchtruim) verzoek tot schorsing had ingediend bij de Raad van State.
De eerste twee windturbines en de laatste twee is een project van GISLOM, een samenwerking tussen Arcopar cvba, Aspiravi nv en Hefboom cvba. Elke molen heeft een nominaal vermogen van 2.300 kW. De geraamde productie is ongeveer gelijk aan elektriciteitsverbruik van ongeveer 5.000 gezinnen (16.000.000 kWh per jaar). Hiermee wordt jaarlijks een CO2-besparing van 12.160 ton gerealiseerd. De turbines hebben een ashoogte van 85 meter en wieken met een lengte van 35 meter. Die wieken steken op hun hoogste punt 120 meter boven de grond uit. De gezamenlijke investeringskost bedraagt circa 9.500.000 euro. De eerste molen verscheen in maart 2007. Sinds half april 2007 prijken deze vier molens boven de poldervlakte en rijzen zelfs boven de stadskern uit.
"Britanniahoeve", modelhoeve naar Engels voorbeeld gebouwd in 1855 naar ontwerp van de Franse architect H. Horeau, door aannemer Alderwereldt en op initiatief van agronoom Pieter Bortier. Hij zou gronden van de "Kloosterhoeve" (cf. Abdij Ten Putte) afscheiden om er een modelhoeve naar Engels model op te richten. Hij realiseerde een uitgekiend systeem gericht op veeteelt en graanproductie: stallingen met gierkelders in een U-vorm rondom het erf, verbonden via voederwagonnetjes op rails. Een bietenstokerij en silo's ten westen bij de hoeve aansluitend zorgde voor organische meststoffen. Een echte schuur ontbrak op het erf... de schoven werden op wagonnetjes bewaard en vertrokken zo rechtstreeks naar de dorsmachine, aangedreven door een stoommachine. Er waren tevens paardenstallen, een voederkeuken, een museum met landbouwkundige bibliotheek enz.[2]
Natuur en landschap
Gistel ligt op de grens van de West-Vlaamse polderstreek en Zandig Vlaanderen op een hoogte van 4 tot 8 meter. Ten zuiden van Gistel is nog een strook polderland te vinden, ook wel de Golf van Gistel genaamd, waarin Moere is gelegen. Ten zuiden van Gistel ligt het Grootgeleed.
Burgemeester vanaf begin januari 2019 is Gauthier Defreyne (Open Vld) die half oktober 2018 verkozen werd. Hij leidt dan een coalitie bestaande uit sp.a en N-VA. Samen vormen ze een meerderheid met 14 op 23 zetels.
De rode cijfers naast de gegevens duiden aan onder welke naam de partijen telkens bij een verkiezing opkwamen.
De zetels van de gevormde meerderheid staan vetjes afgedrukt
(*) 1982: VIW (4,71%) / 1988: GOAL (3,14%), SPE (2,34%) / 2006: Soc. Democraten (3,31%)