Gedeeltelijke wetgevende verkiezingen werden gehouden in België op 5 juli 1896, met een tweede ronde op 12 juli. Onder het systeem van gedeeltelijke hernieuwing werden enkel verkiezingen voor de Kamer gehouden in vijf van de negen provincies: Antwerpen, Brabant, Luxemburg, Namen en West-Vlaanderen. Bijgevolg waren 77 van de 152 Kamerzetels te verkiezen.
De Liberale Partij, die bij de vorige verkiezingen twee derde van haar zetels verloor, ging nog verder achteruit. De Katholieke Partij versterkte haar absolute meerderheid.
Drie katholieken werden herverkozen, namelijk Charles de Broqueville, Jean-Baptiste Coomans en Petrus Dierckx. Coomans stierf echter op 27 juli en op 30 augustus 1896 werd een nieuwe verkiezing gehouden om hem op te volgen, waarbij Henri de Mérode-Westerloo (katholiek), tot voor kort volksvertegenwoordiger voor Brussel, werd verkozen.