Het Spaanse Rijk (Spaans: Imperio español) of de Universele Spaanse Monarchie (Spaans: Monarquía universal española) is de benaming voor de unie van koninkrijken, afhankelijkheden en koloniën ondergeschikt aan de Kroon van Aragón en de Kroon van Castilië tussen 1492 en 1898. Het was het grootste wereldrijk van de vroegmoderne tijd en heeft vooral zijn stempel gedrukt op de geschiedenis, taal, religie en cultuur van het huidige Latijns-Amerika.
Om de overzeese gebieden beter te beheren werd Spaans-Oost-Indië opgericht. Tussen 1580 en 1640 vormden Spanje en Portugal de Iberische Unie en beheerden hun koloniën gezamenlijk. Ze hadden het monopolie over de trans-Atlantische handel, het mercantilisme vond zijn intrede. De enorme rijkdommen die de Spanjaarden verwierven met hun wereldrijk, werden bedreigd door de vele oorlogen die het rijk moest voeren om zichzelf in stand te houden en door de georganiseerde kaapvaart. De inmenging van de Engelsen in de Nederlandse Opstand en de intensieve kaapvaart leidden tot de Spaans-Engelse Oorlog (1585-1604). Het is in dit conflict dat Spanje in 1588 een derde van zijn Spaanse Armada verloor.
Filips III liet alle in Spaanse en Portugese havens aanwezige Hollandse en Zeeuwse schepen met hun lading in beslag nemen en de bemanning gevangennemen. Deze politiek bracht minstens evenveel schade toe aan de Spaanse economie als aan die van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De Verenigde Nederlanden werden genoodzaakt hun specerijen zelf te gaan halen en zo ontstond de VOC. In de 17e eeuw ontnamen andere Europese mogendheden het Spaanse monopolie op de handel in koloniale producten. Spanje kreeg steeds meer concurrentie en leed onder haar eigen imperial overstretch. Andere handelscompagnieën zagen het licht, zoals de Britse Oost-Indische Compagnie.
In de Oostenrijkse tak van de Habsburgers had men te kampen met de erfopvolging. Keizer Matthias had geen kinderen en zo kwam de keizerkroon in zicht voor Filips III of zijn zoon Filips IV. Met het Oñateverdrag van 1617 werd uiteindelijk gekozen voor de ultraconservatief Ferdinand II, die de aanzetter is van de Dertigjarige Oorlog, waarin het Spaanse Rijk een belangrijke rol speelde.
Karel II zou zelf nooit regeren omdat hij daartoe fysisch en psychisch niet bekwaam werd geacht. Zijn regeerperiode ging gebukt onder de oorlogen met Lodewijk XIV.
Lodewijk XIV was getrouwd met zijn stiefzuster, waarbij een enorme bruidsschat werd beloofd. Deze bruidsschat kon door het Spaanse Rijk niet worden voldaan en in 1667 brak de Devolutieoorlog uit. De omringende landen zagen het gevaar in van een te dominant Frankrijk en sloten allianties.
Lodewijk XIV was niet tevreden met wat hij gekregen had en bleef oorlog voeren. Om de plooien glad te strijken met Frankrijk, na de Hollandse Oorlog, huwde Karel II in 1679 met Marie Louise van Orléans. Toen Marie-Louise plots in 1689 stierf, vormden de Oostenrijkse Habsburgers de Grote Alliantie en vervoegden de Negenjarige Oorlog (1688-1697). Na de Vrede van Rijswijk kwam de Spaanse successie terug op de proppen. Alles wees op een verderzetting van het Habsburgs huis, toen geheel onverwacht, Karel II kort voor zijn dood zijn testament wijzigde en de tweede kleinzoon van Lodewijk XIV, Filips V, tot wettige erfgenaam aanduidde.
De periode van Ferdinand VI was een periode van vrede en neutraliteit. Hij werd opgevolgd door zijn halfbroer Karel III. Tijdens de eerste fase van de Zevenjarige Oorlog (1756-1763) bleef Spanje afzijdig, maar toen de verliezen aan Franse zijde zich bleven opstapelen, sloot Karel III tegen het advies van zijn raadgevers in 1761 een Familiaal Verbond. De oorlog richtte zich voornamelijk tegen Groot-Brittannië en zijn bondgenoten. Zo viel Spanje in 1762 Portugal binnen, deze oorlog werd ook gevoerd in hun respectievelijke kolonies. In 1762, hielden de Britten Havana bijna een volledig jaar bezet. Honderden Britse handelsschepen deden de Cubaanse stad aan, wat voor de kolonisten een duidelijk teken was van Spanje's tanende macht.
De Britten veroverden ook Manilla op de Filipijnen. Met de Vrede van Parijs (1763) kreeg het Spaanse Rijk Cuba en de Filipijnen terug, maar moest het Florida afstaan aan de Britten.
Zijn binnenlandse politiek daarentegen was een zegen voor Spanje. Hij moderniseerde het land, perkte de macht van de Spaanse Inquisitie enorm in en schafte op 2 april 1766 de orde van de jezuïeten af in Spanje en alle Spaanse gebieden.
Spanje nam actief deel aan de Derde Coalitieoorlog (1805-1806). Het hoofddoel was de Britse zeemacht te breken. Helaas voor Spanje werd hun vloot verslagen tijdens de Zeeslag bij Trafalgar, onder Horatio Nelson. Daarna stelde Napoleon het Continentaal stelsel in. In plaats van het Britse Rijk militair klein te krijgen, gebruikte hij het economische wapen, het sluiten van alle Europese continentale havens voor Britse handelsproducten. Portugal weigerde deel te nemen aan het systeem, waarop Napoleon en Godoy het Verdrag van Fontainebleau (oktober 1807) ondertekenden.
Jozef Bonaparte en Ferdinand VII (1808-1833)
Eind 1807 stak generaal Junot met zijn Franse troepen de Pyreneeën over en viel Portugal binnen. Ferdinand VII, fel tegenstander van Manuel Godoy, poogde een staatsgreep. Napoleon greep in, zette Karel IV af, sloot Ferdinand op in het Kasteel van Valençay en plaatste zijn broer Jozef Bonaparte op de troon van Spanje. Hierop brak de Spaanse Onafhankelijkheidsoorlog uit (1808-1814), waarbij de Spanjaarden er uiteindelijk in slaagden de Fransen te verdrijven, maar daarbij wel de controle over de koloniën verloren. De Spaans-Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlogen volgden (1808-1829), die het Spaanse Rijk ten onder deden gaan; een voor een wisten de Spaanse koloniën in Zuid- en Midden-Amerika zich los te scheuren van het Europese moederland.
Na de val van Napoleon kwam Ferdinand VII aan de macht en hij werd op 13 mei1814 enthousiast begroet in Madrid. Onmiddellijk schafte hij de liberale constitutie van 1812 af en hij vervolgde opstandelingen op dermate wrede en meedogenloze wijze. Een opstand in januari 1820 dwong hem echter om de liberale grondwet opnieuw in te voeren. Pas na gewapend ingrijpen door Frankrijk in 1823 kon hij zijn absolute macht herstellen. Net voor zijn dood maakte Ferdinand door middel van een Pragmatieke Sanctie bekend dat zijn vader in 1789 de Salische Wet, volgens welke vrouwen niet opvolgingsgerechtigd waren, had afgeschaft. Dit tot grote ergernis van zijn broer Don Carlos, die zijn kans op het koningschap in rook op zag gaan.
Wat nog overbleef van Latijns-Amerika werd verenigd onder de noemer, Spaans-West-Indië.
Isabella II (1833-1868)
Na een opvolgingsgeschil ontstond het carlisme, dat vruchteloos drie oorlogen voerde om de Spaanse troon. Kortstondig leefde tussen 1873 en 1874 de Eerste Spaanse Republiek, waarna de Bourbonmonarchie werd hersteld.
Ten slotte verdwenen de laatste Spaanse bezittingen door de Spaans-Amerikaanse Oorlog in 1898; doorgaans laat men in de geschiedschrijving het Spaanse Rijk dan ook met dit jaartal eindigen. De monarchie werd in 1931 onderbroken toen democratisch verkozen republikeinen de Tweede Spaanse Republiek uitriepen, maar daarna brak de Spaanse Burgeroorlog uit (1936-1939) die de nationalisten onder leiding van Francisco Franco wonnen. De door hem gevestigde dictatuur, de Spaanse Staat die in 1947 de monarchie herstelde, eindigde na de dood van Franco in 1975, waarna uit een reeks van hervormingen in 1978 een moderne grondwet werd aangenomen en het huidige koninkrijk Spanje ontstond. In sommige gevallen wordt gesteld dat het Spaanse Rijk definitief eindigde met de dekolonisatie van de Afrikaanse bezittingen in de jaren 60 en 70.