Lijst van proosten van het Sint-Servaaskapittel te Maastricht
De proost van Sint-Servaas was vanaf de vroege middeleeuwen tot aan het einde van het ancien régime de hoogste functionaris van het kapittel van Sint-Servaas. Hij had het tijdelijke beheer over de wereldlijke goederen van het kapittel, dus over alle bezittingen in Maastricht en ver daarbuiten. De zielzorg en geestelijke leiding van zijn mede-broeders, later kanunniken, viel onder de bevoegdheden van de deken van het kapittel.[1]
Aanvankelijk was Sint-Servaas een abdij en werd de functie van de proost uitgeoefend door een abt of lekenabt. De term abbas (abt) wordt bij Sint-Servaas voor het eerst in 820 gebruikt en blijft bij het kapittel nog tot de 10e eeuw in gebruik[2]. Tussen 840-876 is voor het eerst sprake van een prepositus. Later, wanneer de abdij in de hoge middeleeuwen is omgevormd tot een kapittel van wereldheren, vindt eerst de term 'prepositus' ingang, en vervolgens de term 'proost'. Vanaf de 17e eeuw komt ook de titel 'hoogproost' voor. [noot 1]
Tot in de 16e eeuw was het proostschap van het kapittel van Sint-Servaas in Maastricht vaak een 'opstapje' voor de hoogste geestelijke ambten in het Maas-Rijngebied. Meer dan de helft van de proosten van Sint-Servaas was tevens proost of kanunnik van een ander prestigieus kapittel. Dertien Maastrichtse proosten werden tot bisschop gewijd, waarvan negen tot aartsbisschop.[noot 2] In de 12e eeuw was de functie van proost in Maastricht verbonden met het kanselierschap van het Heilige Roomse Rijk (zoals de proosten van Sint-Donaas in Brugge meestal kanselier van Vlaanderen waren).[4] Wanneer een proost ten gevolge van andere functies niet of weinig resideerde te Maastricht, werd een vice-prepositus (vice-proost of coadjutor) aangesteld.[5]
Na de opheffing van het kapittel op 5 december 1797 ging het grootste deel van het kapittelarchief verloren. Informatie over de proosten van Sint-Servaas is daardoor in veel gevallen schaars.
Vanaf 782 abt van de abdij van Saint-Amand. Uit een brief van Alcuin uit 799 valt af te leiden dat Arend van Salzburg een zekere zeggenschap had over de broeders van de Sint-Servaasabdij te Maastricht. Vanaf 785 bisschop van Salzburg, vanaf 798 aartsbisschop.
Tekende als Herulphus prep. (proost) een akte waarbij Giselbert II, hertog van Lotharingen, de kerk van Sint-Servaas te Maastricht ontving in ruil voor enkele dorpen. Wat zijn positie was onder Giselbert is niet duidelijk ('prepositus monasterii').
Sigebertus
omstreeks 946
Wordt in 946 prepositus genoemd in een akte waarbij hij getuige is.
Bouwde nieuwe kerk op het graf van Sint-Servaas, die in 1039 in het bijzijn van keizer Hendrik III werd ingewijd. Begraven in medio ecclesiae in Sint-Servaaskerk. Eenvoudig grafkruis gevonden in 1702, herbegraven en teruggevonden in 1903 (thans in de Schatkamer).
Genoemd in een schenkingsakte van Godfried II van Lotharingen uit 1050. Dietwin was toen al bisschop van Luik en het is om die reden onwaarschijnlijk dat hij toen proost te Maastricht was.
Genoemd als proost van Sint-Servaas in 1051, 1062, 1063, 1076 en 1079. Ook genoemd door Jocundus. Tevens proost van Sint-Lambertus in Luik en aartsdiaken van Texandrië. Vernieuwde (delen van) de kerk, crypte, kloostergang, kloosterschool en kapittelzaal (Dubbelkapel). Begraven in medio ecclesiae in schip Sint-Servaaskerk. Grafkruis met uitgebreide tekst gevonden in 1987.
Genoemd "Godescalco Trajectensi praeposito" en "Godescalcus imperii cancellarius" in 1087. Waarschijnlijk identiek met Godschalk, proost van het Mariamunster te Aken en raadgever/notaris van keizer Hendrik IV.
Proost van de kathedraal van Straatsburg sinds 1110. Kanselier van het Heilige Roomse Rijk (1112-1122). Vermeld als proost van Sint-Servaas in een oorkonde uit 1116. Na 1122 geen proost meer in Maastricht; wel nog in Straatsburg.
Voorheen bisschop van Mantua. Medestander van keizer Frederik I Barbarossa, waarschijnlijk ook hofkapelaan. Genoemd als proost van Sint-Servaas in aktes van 1171, 1173, 1176, 1178 en 1179. Vanaf 1177 opnieuw bisschop van Mantua.
Voor het eerst vermeld als proost van Sint-Servaas op 29 augustus 1192. Rond 1196 werd hij tevens aartsdiaken van Luik. Vanaf 1198 bisschop van Utrecht.
In 1171 en 1180 genoemd als lid van het kapittel van Sint-Servaas in relatie tot het Sint-Servaasgasthuis. In een oorkonde uit 1199 Gerlacus Traiectensis prepositus genoemd. Zou ook Utrecht kunnen zijn.
Genoemd als proost van Sint-Servaas in 1204, 1207 en 1209. Het jaar 1202 markeert voor de Sint-Servaaskerk de overgang van keizerlijke kerk naar hertogelijke, Brabantse kerk.[15] Volgens sommige auteurs is deze Hendrik de broer van graaf Lodewijk II van Loon.[16] Volgens Deeters betreft het dezelfde Hendrik van Leuven, die van 1199-1226 genoemd wordt als proost van Sint-Pieter in Leuven.[17] Dat zou dan Hendrik I, hertog van Brabant moeten zijn, die in de Sint-Pieterskerk begraven is en die in elk geval voogd was van de Sint-Servaaskerk.
Genoemd als proost in 1289 en 1291. Keizer Rudolf I noemt hem "capellanus noster". Trad uit de geestelijke stand, samen met zijn broer Bertold, die proost was van de Abdij van Werden, en trouwde in 1299 met Margaretha, dochter van Everhard I van der Mark.
Neef van de eerder genoemde Otto van Gulik. Voor het eerst genoemd als proost van Sint-Servaas in 1299. Politiek actief in de strijd tegen de Fransen. Was één der aanvoerders in de Guldensporenslag en sneuvelde in de Slag bij Pevelenberg.
In 1335 voor het eerst genoemd als proost van Sint-Servaas. Rond 1355 uitgetreden en gehuwd met Johanna van Broeck. Omgekomen bij toernooigevecht (1360).
Godfried van Hompesch
ca. 1356 - 1360
In 1356 voor het eerst genoemd als proost van Sint-Servaas; op 5 december 1359 voor het laatst. Was ook proost van Sint-Andreas in Keulen; ruilde dit later voor een kannonikaat bij het Cassius-stift in Bonn.
Voor het eerst genoemd als proost van Sint-Servaas in 1361, toen nog zeer jeugdig; voor het laatst genoemd als proost in 1369. Vanaf 1363 ook niet-residerend kanunnik van Sint-Lambertus in Luik. Waarschijnlijk begin 1368 afgetreden ten gunste van zijn broer Engelbert en gehuwd met Margareta van Merode.
Broer van Jan I van Schoonvorst. Voor het eerst vermeld als proost van Sint-Servaas in 1368; voor het laatst in 1378. Was ook kanunnik van Sint-Lambertus in Luik. Uiterlijk 1381 uitgetreden; huwde Agnes van Pallandt.
Voor het eerst genoemd als proost van Sint-Servaas in 1381; voor het laatst in 1396. Daarna waarschijnlijk uitgetreden. Huwde Catharina van Immerseel in 1396.
Benoemd door de hertog van Brabant, maar aanvankelijk niet geaccepteerd door het kapittel. Tijdens zijn korte proostschap kwam de Servaasbuste tot stand.
Kanunnik en thesaurier van het Domkapittel in Utrecht. In 1470 door Karel de Stoute benoemd tot proost in Maastricht. Stimuleerde de kunsten (vooral in Utrecht).
Proost van Sint-Servaas vanaf 1510. Voor het eerst als proost genoemd in een akte van 1517. Begraven in medio ecclesiae in de Sint-Servaaskerk in 1539.
Mogelijk dezelfde als de zoon van Thomas van Nevelstein en Anna van Breill, die door bemiddeling van landcommandeur Winand van Breill een kanunnikaat aan het Sint-Servaaskapittel verwierf.[18] In 1566 genoemd als proost; in 1567 als vice-proost.[19]
Werd op 70-jarige leeftijd door Albrecht van Oostenrijk benoemd tot proost van Sint-Servaas. Was toen al 40 jaar kanunnik. Stelde vanwege gevorderde leeftijd in 1616 Willem van Bemmel als vice-proost aan, vanaf 1627 Nicolaas de Micault. Schonk massief zilveren beeld van de Heilige Martinus van Tongeren aan de kerk (in 1795 omgesmolten).
Nicolaas de Micault
1629 - 1659
Was vanaf 1615 kanunnik van Sint-Servaas, vanaf 1627 vice-proost onder Engelbert Boonen, vanaf 1629 proost. Schonk zilveren beeld van Sint-Nicolaas (in 1795 omgesmolten).
Oswald Willem van Brederode van Bolswart
1659 - 1664
Was vanaf 1639 kanunnik van Sint-Servaas, vanaf 1659 proost. Eerste proost die werd benoemd door de Staten-Generaal van de Nederlanden, die in de rechten van de hertogen van Brabant waren getreden. Stelde vanwege zwakke gezondheid in 1662 zijn broer Jan Adolf van Brederode van Bolswart als vice-proost aan.
Jan Adolf van Brederode van Bolswart
1664 - 1702
Was vanaf 1660 kanunnik van Sint-Servaas, vanaf 1662 vice-proost onder zijn broer Oswald Willem van Brederode van Bolswart. In 1664 door de Staten-Generaal aangesteld als proost. Stelde in 1693 Hendrik de Wildt aan als vice-proost, na diens overlijden in hetzelfde jaar Jan Ferdinand de Méan.
Was kanunnik van Onze Lieve Vrouwe in Tongeren en Sint-Lambertus in Luik (vanaf 1686 deken). Vanaf 1690 proost van Sint-Paulus in Luik. Vanaf 1693 vice-proost van Sint-Servaas, vanaf 1702 provisorisch proost, pas in 1706 door de Staten-Generaal benoemd. Van 1701-1709 gevangen wegens Oostenrijkse sympathieën. Stelde zijn neef Laurens Dieudonné de Méan aan als vice-proost. Zijn broer Laurens de Méan was proost van Onze Lieve Vrouwe in Maastricht.
Was vanaf 1704 kanunnik van Sint-Servaas, vanaf 1706 vice-proost onder zijn oom Jan Ferdinand de Méan. In 1709 door de Staten-Generaal benoemd tot proost. Was vanaf 1708 tevens kanunnik van Sint-Lambertus in Luik.
In 1733 door de Staten-Generaal tot proost van Sint-Servaas benoemd, in 1734 als zodanig geïnstalleerd. Van 1733-1736 kreeg hij hulp van vice-proost Johannes Wachtelaer, vanaf 1766 van Karel de Geloes. Begraven in medio ecclesiae in de Sint-Servaaskerk.
Werd in 1755 kanunnik van Sint-Servaas, van 1780-1782 provisor (regent) van het Sint-Servaasgasthuis, in 1791 door de Staten-Generaal benoemd tot proost. Vice-proost was Adriaan d'Oultremont. In 1794 werd Maastricht veroverd door de Fransen en op 5 december 1797 werd het kapittel van Sint-Servaas opgeheven. Op 23 januari 1798, na weigeren van eedaflegging, gevangengenomen en naar Frankrijk gedeporteerd. Na 11 maanden vrijgelaten. Probeerde vergeefs het kapittel te herstellen.
(de) Deeters, J. (1970): Servatiusstift und Stadt Maastricht. Untersuchungen zu Entstehung und Verfassung, Rheinisches Archiv #73. Ludwig Rührscheid Verlag, Bonn
Flament, A.J.A. (1915): Chroniek van Maastricht van 70 na Chr. tot 1870. Maastrichtsche Boek- en Handelsdrukkerij, Maastricht
Hackeng, Rolf (2006): Het Middeleeuws grondbezit van het Sint-Servaaskapittel te Maastricht in de regio Maas-Rijn. Maastricht (online tekst op pure.uva.nl)
(de) Kroos, Renate (1985): Der Schrein des heiligen Servatius in Maastricht und die vier zugehörigen Reliquiare in Brüssel. Zentralinstitut für Kunstgeschichte, München. ISBN 3422007725
Nolet, W., en P.C. Boeren (1951): Kerkelijke instellingen in de middeleeuwen. Urbi et Orbi, Amsterdam
Nuijens, Elisabeth (1984): Inventaris der archieven van het kapittel van Sint Servaas te Maastricht (RAL #31). Rijksarchief in Limburg, Maastricht
Ubachs, Pierre J.H., en Ingrid M.H. Evers (2006): Tweeduizend jaar Maastricht. Een stadsgeschiedenis. Walburg Pers, Zutphen. ISBN 90-5730-441-4
↑'Abbas' was de oudste titel voor de functie van de latere proost. De term werd vervolgens vervangen door 'praepositus' of 'prepositus', al werd de titel 'abbas' niet overal in de Zuidelijke Nederlanden vervangen. 'Prepositus werd vervolgens 'proost'. In de 10e eeuw is er geen duidelijk onderscheid tussen abt/proost enerzijds en eigenaar/voogd anderzijds.[3]
↑De Latijnse tekst luidt: Mandavi per litteras etiam et seapis viva voce fratribus sancti Servatii tuae servire auctoritati sicut et mihi, vertaald: "Per brief en ook zeer vaak mondeling heb ik de broeders van Sint Servatius opgedragen jou te gehoorzamen zoals (zij) ook mij (gehoorzamen)."[6]
↑Het is niet duidelijk of Einhard abt was van beide Gentse kloosters, of slechts van één ervan. In een oorkonde van Lodewijk de Vrome worden beide namen genoemd.
↑Door Deeters niet genoemd in de Liste der Pröpste bis 1300; wel mogelijk lekenabt of voogd.[8]
↑Het is waarschijnlijk dat de door Doppler genoemde proost Giselbertus identiek is met Giselbert II, hertog van Lotharingen. Deeters noemt hem echter niet als proost.[9]
↑Doppler noemt een Gerulfus in de 9e eeuw. Deeters en Hackeng zijn van mening dat Gerulfus/Herulfus later gedateerd moet worden. De lijst met getuigen bij de genoemde akte komt overeen met een soortgelijke lijst ten tijde van Giselbert.[10]
↑Door Deeters niet opgenomen in de lijst van proosten; wel noemt hij een Walterus in een voetnoot.[11]
↑Door Doppler nog als twee afzonderlijke proosten gezien.
↑Deeters oppert dat van 1128-1138 de proostenzetel vacant bleef, net zoals de post van kanselier. Volgens Deeters hield dit verband met de wrijving tussen proost en kapittel over de inkomsten.[13]