De stad werd gesticht in 1226 door graafAdolf I van der Mark. De naam Hamm betekent bocht in het oud Plattdüütsch. De naam komt waarschijnlijk van de locatie van Hamm in de bocht van de Lippe waar de Ahse uitstroomt. In 1469 werd deze stad lid van het Hanzeverbond. Het was toen een van de machtigste steden in de regio, terwijl de huidige steden in het Ruhrgebied toen kleine dorpen waren. In de 19e eeuw werd, net zoals in de rest van het Ruhrgebied, steenkoolwinning en staalproductie belangrijk.
In 1908 voltrok zich een mijnramp. Honderden mijnwerkers kwamen om bij een brand in de mijnen, die vol water gepompt werden. Prins Eitel Fritz, tweede zoon van Keizer Wilhelm, bezocht het rampgebied.
Tijdens de Ruhropstand in 1920 vond op 2 april te Pelkum een bloedig gevecht plaats tussen leden van het Rode Roerleger en de regeringstroepen, de Reichswehr. De laatsten behaalden de overwinning. Ter plaatse is een gedenkteken voor de gesneuvelden aanwezig.
Er zijn slechts een paar oude gebouwen in Hamm. Er is veel verloren gegaan tijdens luchtbombardementen in de Tweede Wereldoorlog.
Hamm-Mitte: City, Innenstadt-Süd, Innenstadt-Ost, Süden östlich Werler Straße, Süden westlich Werler Straße, Westen, nördlich Lange Straße, Westen südlich Lange Straße, Bahnhof einschließlich Ortsgüterbahnhof
Het wapen van de stad is hetzelfde als het historische wapen van de graafschap Mark. Blazoenering: In goud een in drie rijen geschakeerde dwarsbalk van rood en zilver.