Op 20 februari 1856 verkreeg luitenant Frederick E.B. Beaumont van de Royal Engineers (genie) een Brits octrooi voor verbeteringen aan de Adamsrevolver uit 1851, de eerste succesvolle double action-revolver, waardoor het wapen op twee manieren kon worden gespannen en afgevuurd:
door de hamer handmatig te spannen zoals bij een single action-revolver, en af te vuren door de trekker over te halen;
door de hamer te spannen en gelijk af te vuren door de trekker over te halen.
Hij kreeg hiervoor op 3 juni van hetzelfde jaar ook het Amerikaanse octrooi (nr. 15.032).[2]
Beaumonts U.S. Patent 15.032, 1e pagina (1856)
Beaumonts U.S. Patent 15.032, 2e pagina (1856)
Tekening bij Beaumonts U.S. Patent 15.032 (1856)
British Army Mark III, Model 1872
Laadproces percussierevolvers
Nederlands Beaumont-Adams-revolver, gemaakt door Auguste Francotte & Cie in Luik
Beaumont-Adams-revolver gemaakt door Francotte in Luik
In die tijd had Adams te maken met concurrentie van Colt, die zijn verkoop snel uitbreidde en een fabriek in Londen had geopend. De Adams-revolver werd veel gebruikt door Britse officieren tijdens de Krimoorlog en bij conflicten in de Britse koloniën. Vooral de 54-bore (.442 cal) kogel had een grotere stopkracht dan de belangrijkste concurrent, de kleinere .36 cal Colt Navy-revolvers. Ook de vuursnelheid van de Adams was hoger dan bij de bewerkelijker Colt.[3]
Productie werd gedaan door de firma Deane, Adams & Deane in Londen,[4] dat Adams oprichtte samen met George en John Deane, indertijd bekende Londense wapenfabrikanten.[5] De nieuwe revolver werd in verschillende kalibers en formaten gemaakt, van zakrevolvers tot grote militaire versies.
In het Verenigd Koninkrijk werd de 54 bore[noot 3] Beaumont-Adams met een kaliber van .442" (11,2 mm), in 1856 in gebruik genomen bij het Britse leger.[7] Niet veel later werd het wapen ook ingevoerd bij de strijdkrachten van het Keizerrijk Rusland en bij de Nederlandse Marine.
Om aan de groeiende vraag te voldoen, schakelden Deane, Adams & Deane bedrijven in Birmingham en Luik in om hun wapens onder licentie te vervaardigen.[3] De nieuwe revolver gaf Adams een grote voorsprong en Colt sloot zijn fabriek in Londen.
In de Verenigde Staten kreeg de Massachusetts Arms Company in Chicopee, Massachusetts een licentie om ongeveer 19.000 exemplaren van de .36 (7,65 mm)-versie het wapen te vervaardigen. Ongeveer 1.750 daarvan werden gekocht door het Leger van de Unie aan het begin van de Amerikaanse Burgeroorlog. Het bedrijf maakte ook een zakrevolver-versie in .32 kaliber.
Halverwege de 19e eeuw was de Koninklijke Marine op zoek naar een vervanger voor haar percussiepistolen model 1818/42 (gemodificeerde M1818 vuursteenpistolen[noot 1]), model 1846 (identiek aan model 1818/42, maar nieuwbouw)[8][9]:p14 en M1820. Alle enkelschots voorladers met een kaliber van ca. 17 mm.
De Nederlandse Marine beproefde de Beaumont-Adams-percussierevolver en de Lefaucheux penvuurrevolver.[noot 4] (1854).
Bij beproevingen voldeed de Beaumont-Adams percussierevolver goed maar was bewerkelijk: er moesten dezelfde handelingen worden verricht om de cilinder van de revolver te laden als bij de oudere percussiepistolen. De Lefaucheux penvuurrevolver was minder bewerkelijk, maar de penvuurpatronen waren te kwetsbaar.[10]
De Marine voerde in 1856 de Beaumont-Adams-revolver in als 'Beaumont-Adams-revolver, model 1856'.[noot 5] De Nederlandse wapens werden gefabriceerd door de firma Auguste Francotte & Cie in Luik.[12][9]:pp. 46-59[13]
Revolverpistool A
Jacob Hendrik van Wely (1843-1917) was een officier van het Korps Mariniers die zitting had in verschillende wapencommissies.[noot 6]
In 1869 werd hij verantwoordelijk voor de handvuurwapens van de Koninklijke Marine en maakte hij een ontwerp om de Beaumont-Adams M1856 voorgeladen percussierevolvers[noot 1] te modificeren tot achtergeladen centraalvuur[noot 7] revolvers die eenheidspatronen konden afvuren.[12][14][15]
De belangrijkste aanpassing was de vervanging van de cilinder met zes kamers die aan de achterzijde dicht waren en voorzien van zgn. 'schoorsteentjes'[noot 2] door een cilinder met vijf kamers die aan beide zijden open waren[16][15][17] en een plaat achter de cilinder met een laadpoort/laadslot aan de rechterzijde achter de cilinder.[10] Door de laadpoort kon in iedere kamer één-voor-één een patroon geladen worden. Om te herladen moesten eerst de lege hulzen één-voor-één vanaf de voorzijde met een pompstok of schroevendraaier door de laadpoort uit de kamers gedrukt worden. Dit duurde erg lang.
De benodigde onderdelen werden geproduceerd door de firma J.F.J. Bar in Delft, en de ombouw werd uitgevoerd door de Marinewerf in Amsterdam. In 1874 werd het gemodificeerde wapen in gebruik genomen.[12][9]:pp 46-59[13]
Omdat het een achterlader was werd het “Revolverpistool A” genoemd. Dit model werd tot ca. 1900 gebruikt.[18]
Martens, drs B.J., Vries, drs G. de (2001). Nederlandse Vuurwapens, Landmacht, Marine en koloniale troepen 1866-1895. Special Interest Publicaties, pp. 400. ISBN 9789080558335., pp. 222-225
↑ abcMet schoorsteentje wordt de nippel bedoeld waarop bij percussiewapens het slaghoedje geplaatst werd.
↑Bore (Ned.: 'boring'), gauge (Ned.: 'gewicht') en pound (lb) (Ned.: 'Engelse pond') waren tot in de 20e eeuw in de Engelssprekende wereld gebruikelijke grootheden waarmee het kaliber van een vuurwapen aangegeven werd.[6]
In het Verenigd Koninkrijk werden door de Master General of Ordnance de standaard munitiegewichten en -maten in 1764 vastgesteld.
Voor geschut werd het kaliber uitgedrukt in Engelse ponden (lb) (= 453,6 g); zo verschoot een '2-ponder' ronde, loden kogels van (ongeveer) 2 lb (907,2 g).
Voor handvuurwapens werd het kaliber uitgedrukt in bore (Ned.: 'boring') en bij jachtgeweren in gauge (Ned.: 'gewicht'), waarbij het bore-getal en gauge-getal aangeven hoeveel ronde, loden kogels van die diameter in een Engelse pond gaat.[6] Bij '80 bore' (Ned.: 'kaliber 80') gaan bijvoorbeeld 80 kogels in een Engelse pond, dus iedere kogel woog ±5,67 g. Bij '12 gauge' (Ned.: 'kaliber 12') gaan 12 kogels in een Engelse pond, dus iedere kogel woog ±37,8 g.
Het kaliber was dus een gewichtseenheid en niet – zoals nu gebruikelijk – een lengte-eenheid zoals de inch of millimeter.
Er was weinig standaardisatie onder vroege bouwers van vuurwapens. Een pistool van '38 bore' kon bijvoorbeeld een kaliber van .510" (12,9 mm) tot .530" (13,5 mm) hebben, afhankelijk van de bouwer, of de loop al dan niet getrokken was, en de voor de kogels gebruikte loodlegering.[6]
In de loop van de 19e eeuw kwamen er naast ronde, loden kogels steeds meer andere de projectielvormen en metaallegeringen in gebruik. Daarom werd in 1919 in het Verenigd Koninkrijk aan ieder 'gewichtskaliber' een vast kaliber in inches gekoppeld. Zo werd de zware 60 pounder Heavy Field Gun (1909) vanaf 1919 ook wel Heavy Field Gun 5 inch (127 mm) genoemd.
Veelvoorkomende kalibers van handvuurwapens werden:[6]
Hoewel er vanaf de 19e eeuw al kalibers in inch werden aangegeven, zoals bij de Ordnance BL 5-inch-howitzer (1895), werd het kaliber van andere Britse vuurmonden werd tot halverwege de 20e eeuw nog in Engelse ponden aangegeven, bv de '25-ponder'.
Het kaliber van hagelpatronen voor jachtgeweren wordt nog altijd aangegeven in 'gauge'.
↑Een penvuurpatroon is een verouderd type metalen vuurwapenpatroon. Het slaghoedje wordt ontstoken door een kleine pen die net boven de basis van de patroonradiaal (= aan de zijkant) naar buiten steekt. Hij werd uitgevonden door de Fransman Casimir Lefaucheux in de jaren 1830 en was een van de eerste praktisch toepasbare metalen patronen. De uitvinding van de penvuurpatroon hangt samen met de ontwikkeling van achtergeladen vuurwapens.
Lefaucheux penvuurrevolver met half geladen penvuurpatroon
Penvuurpatroon
↑De Beaumont-Adams-revolver was een door de Britse luitenant Frederick E.B. Beaumont (1833-1899) verbeterde versie van de eerste 'double-actionrevolver' die in 1851 was ontworpen door de Britse wapenfabrikant Robert Adams (1810-1870). De Britse luitenant Frederick E.B. Beaumont was niet verwant aan de Nederlandse wapenfabrikant Edouard de Beaumont (1841-1895) uit Maastricht.[11]
↑Jacob Hendrik van Wely (Den Haag, 15 mei 1843 – aldaar, 7 februari 1917) was een officier van het Korps Mariniers. Van 1 mei 1896 tot zijn pensionering op 1 augustus 1903 was Van Wely Commandant van het Korps Mariniers in de rang van kolonel.
↑Bij Centraalvuurpatronen bevindt het slaghoedje zich in het centrum van de bodem van de patroon. Verreweg de meeste moderne handvuurwapens maken gebruik van dit systeem.