In 1079 werd Batsheers voor het eerst vermeld als Bertleheim, de woonplaats van ene Bertle. In 1099 werd ook de naam Bas-Heers (beneden-Heers?) gebruikt.
In de Middeleeuwen was er ook een allodiaal riddergoed op het grondgebied, met een kasteel dat Montferrant werd genoemd. Vanaf 1240 werd daar gewag van gemaakt.
In 1639 werd Batsheers, samen met Opheers, als heerlijkheid uitgegeven aan Henri de Rivière d'Arschot, welke ook heer was van Heers. In 1771 kwam de heerlijkheid aan baron François-Lambert van Stokkem.
De Franse troepen die in de jaren 1672 en daarna de streek onveilig maakten, hebben ook Batsheers niet ontzien.
De Sint-Stefanusparochie was ondergeschikt aan de parochie van Heers. Het patronaatsrecht kwam in 1416 aan de Abdij van Averbode. In 1489 werd de parochie samengevoegd met die van Rukkelingen-Loon. Tot 1833 was een Norbertijn uit Averbode pastoor in deze parochie.
Batsheers ligt in Droog-Haspengouw. Enkele beekjes, zoals Grondelingenbeek en Batsheersebeek, ontspringen hier en lopen in noordelijke richting om zich bij de Herk te voegen. Het leemplateau, ongeveer 115 meter hoog, kent een open landschap waarop de landbouw, vooral de suikerbietenteelt, wordt bedreven. Er zijn enkele grote vierkantshoeven in het dorp.