Lambert, de Heer van Lissewege die op het Upperhof woonde, gaf in 1106 een domein met kapel aan de benedictijnen die er een abdij stichtten. In 1175 werd ze overgenomen door cisterciënzers, afkomstig van de in Koksijde gelegen abdij Onze-Lieve-Vrouw Ten Duinen, en in 1624 met Onze-Lieve-Vrouw Ten Duinen verenigd.
De tiendschuur of kloosterschuur stamt uit het einde van de veertiende eeuw en is het enige nog resterend abdijgebouw. Ze is 50,50 m lang, 23,75 m breed en de puntgevel is 30,75 m hoog; de hoogte van de zijmuren is 9,25 m. Twee rijen van elk 10 eiken pijlers dragen al meer dan zes eeuwen het unieke eiken dakgebinte. Tot voor 1711 was de schuur met stro bedekt, nu bestaat het dak uit 38.000 Boomse dakpannen.
Dendrochronologisch onderzoek heeft aangetoond dat het hout van het gebint tussen 1370 en 1385 gekapt is. De schuur is kennelijk eerder afgebrand; het muurwerk is vermoedelijk een eeuw ouder.[1]
Rudy Desmedt, Mia Lingier, Brigitte Beernaert, Ludo Vandamme (red.), Lissewege & Ter Doest. Monnikenwerk. Geschiedenis van het witte dorp en zijn abdij, Tielt 2003.
Bronnen, noten en/of referenties
↑D. Nuytten, 'Bouwhistorisch onderzoek van de voormalige
abdijschuur van Ter Doest', in: Bulletin van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond 104 (2005), 58-74, 91.