Valerius Cordus
Valerius Cordus
|
|
Portret van Cordus in Johannes Sambucus (János Zsámboki), Icones veterum aliquot ac recentium medicorum philosophorumque, Antwerpen, 1574, het enige vermoedelijk enigszins betrouwbare portret dat van hem bestaat
|
Algemene informatie
|
Geboren
|
18 februari 1515 Erfurt
|
Overleden
|
25 september 1544 Rome
|
Nationaliteit(en)
|
Duits
|
Beroep(en)
|
farmacoloog, botanicus
|
Bekend van
|
Eerste Duitse farmacopee
|
|
Valerius Cordus (Erfurt,[noot 1] 18 februari 1515 – Rome, 25 september 1544) was een Duits arts, botanicus, farmacoloog en mineraloog. Hij was onder meer de auteur van de eerste Duitse farmacopee. Zijn uitgegeven werk, dat in zijn geheel pas na zijn dood verscheen, wordt geprezen om de heldere en gedetailleerde beschrijvingen die hij van planten en mineralen gaf. Hij was zeer goed thuis in de klassieke werken van Theophrastus en Dioscorides, maar anders dan zijn voorgangers concentreerde hij zich niet op die teksten maar op waarnemingen aan de echte planten. Albrecht von Haller zei van hem: "Primus plantas ad naturam, omissis veterum pigmentis, describere docuit." [Hij was de eerste die onderwees om planten naar de natuur te beschrijven, de oude verflagen (dat zijn de povere beschrijvingen die de klassieke auteurs gaven) buiten beschouwing latend].[1][2]
Levensschets
Cordus werd in 1515 geboren als zoon van de dichter, botanicus en arts Euricius Cordus (1486–1535, doopnaam Heinrich Ritze) en Kunigunde Dünnwald, of Ralla,[3] dochter van een apotheker uit Frankenberg, die samen in totaal acht kinderen kregen,[4] waarvan Valerius de derde was.[5]
Vader Euricius Cordus
Euricius[noot 2] werd geboren op een boerderij in Simtshausen bij Münchhausen in Hessen. Zijn eigenlijke naam was Heinrich, wat hij zelf latiniseerde als 'Ricius', na 1513 op voorstel van de humanist en schrijver Konrad Muth (Mutianus Rufus) met het voorzetsel eu- (= goed) uitgebreid. Zelf voegde hij regelmatig 'Simesusius' (= uit Simtshausen) of een verbuiging daarvan aan zijn naam toe.[noot 3] Hij was de jongste van 13 kinderen, en gaf zichzelf daarom de naam 'Cordus' (= laatgeborene).[3][noot 4] Euricius Cordus ging vanaf 1496 naar school, waarschijnlijk in Marburg, bij de Broeders van het Gemene Leven,[noot 5] studeerde vanaf 1505,[6][7][4] aan de artiestenfaculteit[7] van de Universiteit van Erfurt en ontving daar vermoedelijk in 1507 zijn bachelorbul.[6][7] In 1508 trouwde hij.[8][3][7][4][noot 6] Van 1509 tot 1511 was hij rector van een school in de Altstadt van Kassel;[9][3][10][11][noot 7] hij werd er vermoedelijk om politieke redenen[noot 8] in 1511 ontslagen.[12] In het jaar daaropvolgend was hij klerk van Anna von Mecklenburg in Felsberg.[9][10][11] In 1514 verhuisde hij naar Leipzig,[noot 9] om daar colleges te gaan geven over zijn eigen gedichten, maar hij was tegen het eind van datzelfde jaar alweer terug in Erfurt.[13] In 1516 behaalde hij in Erfurt de graad van magister.[14][4] Volgens sommige biografen woonde het gezin vanaf 1517 een paar jaar in Leipzig, waar Euricius zowel student als docent zou zijn geweest, en waar hij bevriend zou zijn geraakt met Joachim Camerarius de oudere, die in 1518 in Erfurt ging studeren.[14][15][3] Volgens andere biografen was hij vanaf 1517 rector van de Stiftsschule St. Marien in Erfurt,[16] en raakte hij pas in 1518 in die stad met Camerarius bevriend.[3][17][4] Zeker is dat Euricius vanaf 1519 in Erfurt geneeskunde studeerde. In 1521 ging hij met Georg Sturtz naar Ferrara waar hij bij Nicolas Leonicemus nog datzelfde jaar zijn doctorstitel behaalde.[4] In 1523 werd hij stadsarts in Braunschweig,[18][19] enkele jaren later in Emden.[20][21] In 1527 accepteerde hij op verzoek van Filips I van Hessen een aanstelling als hoogleraar in de geneeskunde aan de net opgerichte Universiteit van Marburg, waar hij een botanische tuin liet aanleggen.[4] Hij was tweemaal (1530 en 1533)[22] rector van de universiteit.[4] Met zijn vooral satirische gedichten, die ook zijn collega's tot onderwerp hadden, maakte hij zich niet geliefd, en in 1534 verhuisde hij, vanwege een conflict met de universiteit, naar Bremen, waar hij stadsarts en leraar aan een gymnasium werd, maar al op 24 december 1535 overleed.[4] Hij was een van de eerste botanici die ervoor waarschuwden[noot 10] dat de soorten die in de werken van Theophrastus en Dioscorides werden beschreven waarschijnlijk niet dezelfde waren als die in Midden-Europa voorkomen, omdat het Middellandse Zeegebied een ander floradistrict is. Hij verwoordde dat in de vorm van een lang gesprek tussen enkele geleerden, in het boek Botanologicon, dat in 1534 in Keulen uitkwam.[23]
Opleiding
Van Valerius' jeugd wordt gezegd dat hij door zijn vader vanaf de wieg met kruiden werd omgeven. Van zijn moeder is bekend dat ze, als apothekersdochter, ook zeer goed thuis was in de kruidenleer en in de farmacie. Haar rol in zijn opvoeding wordt door biografen echter niet genoemd. Diverse bronnen[24] vermelden dat Valerius Cordus in 1527, dus als 12-jarige, zijn studie aan de Universiteit van Marburg begon, waar hij onder leiding van zijn daar net benoemde vader lessen in de botanie en farmacie volgde. In 1531 haalden Valerius en zijn broer Philipp hun bachelordiploma.[15][25] In 1533 ging Valerius naar Leipzig, waar hij in de apotheek van zijn oom Johannes (of Joachim) Ralla in de leer kwam, en zich tevens inschreef aan de universiteit van die stad.[25] Vanaf 1538 wisselde hij informatie over, en stalen van mineralen uit met Georgius Agricola.[25] In de apotheek van Ralla werkte hij aan een receptenboek. Ralla was van het resultaat zo onder de indruk, dat hij hem aanspoorde het te publiceren. Ralla heeft er waarschijnlijk een belangrijke rol in gespeeld dat het werk uiteindelijk onder de aandacht kwam van de apothekers van Neurenberg.
In 1539[26][noot 11] schreef hij zich als student in aan de Universiteit van Wittenberg.[25] Hij volgde daar, samen met Johann Crato von Krafftheim uit Breslau, met wie hij vriendschap sloot, colleges bij Philipp Melanchthon over de Alexipharmaca van Nicander.[27][25] Von Krafftheim stuurde later, na het overlijden van Cordus, een korte levensschets van hem aan Conrad Gesner.[27] In de winter van 1539/40 gaf Cordus zelf colleges over De materia medica van Dioscorides, en in elk geval in de winter van 1542/43 en het zomersemester van 1543 herhaalde hij dit nog eens.[28][25] Deze colleges trokken veel studenten, en zelfs enkele van zijn collega's kwamen als toehoorders. Aan de hand van de aantekeningen van zijn studenten is de collegestof na zijn dood uitgegeven als In Pedacii Dioscoridis Anazarbei de medica materia annotationes, verzorgd door Conrad Gesner.
Excursies
Vanuit Wittenberg ondernam hij reizen naar het Ertsgebergte, het Thüringer Woud, de Harz en verder, om daar planten en mineralen te verzamelen.[27] Van 1542[29][30] is een verslag van een lange excursie, van het voorjaar tot de herfst, bewaard gebleven in Sylva observationum variorum Valerii Cordi. Cordus gaf het verslag niet in chronologische volgorde, maar Thilo Irmisch reconstrueerde de reis aan de hand van de seizoensgebonden planten waarvan Cordus vindplaatsen opgaf. Volgens Irmisch trok Cordus van Wittenberg naar Rochlitz, Altenburg, het Ertsgebergte (waar hij wit hoefblad en zevenster vond), het noorden van Bohemen, Karlsbad, Königsberg, Eger, Redwitz, Kemmat, Auerbach en Neurenberg. Vandaar ging hij naar Regensburg, Passau, Augsburg (met voorjaarsgentiaan), Salzburg, Innsbruck en de omgeving van de Etsch. Dan naar Tübingen in Württemberg. Hij heeft in Tübingen vrijwel zeker kennis gemaakt met Leonhart Fuchs. Hij vervolgde zijn reis langs de Rijn. Bij Speyer zag hij schildpadden. Tussen Oppenheim en Mainz zag hij een zwaardlelie in zaad, wat betekent dat hij er in augustus was. Zijn volgende oponthoud was in Frankfurt am Main, waar hij tijdens de Messe was. Mogelijk is hij in Wiesbaden en Koblenz geweest. Via de Wetterau ging hij naar Hildesheim en Sangerhausen. Van daar trok hij naar de Harz, Mansfeld, Bernburg en Staßfurt, waar de zeeaster bloeide, voor hij in Wittenberg terugkeerde.[31] Op deze reis werd hij vrijwel zeker vergezeld door Pierre Belon.[32] De nauwkeurige beschrijvingen die hij maakte van de planten die hij tijdens zijn excursies vond, werden na zijn dood door Conrad Gesner uitgegeven als Historiae plantarum libri IV.[noot 12] In 446 hoofdstukken beschreef Cordus daarin evenzoveel plantensoorten, voor een deel nieuw voor de botanie.[33] Gesner voegde uit zijn eigen verzameling van houtsneden (onder meer uit de nalatenschap van Hieronymus Bock) afbeeldingen toe.
Reis naar Italië
In oktober 1543[34][25][noot 13] vertrok hij voor een reis naar Italië. Zijn reisgenoot was Hieronymus Schreiber, en waarschijnlijk hebben ook Nicolaus Friedewald en Cornelius Sittard von Cöln grote delen van de reis meegemaakt.[noot 14] Zijn eerste doel was waarschijnlijk Venetië,[noot 15] waar hij vermoedelijk langere tijd verbleef.[35] Op 20 april 1544 schreef hij vanuit die stad een brief aan Agricola, waarin hij aangaf de hele winter in Padua te hebben doorgebracht, en vanaf Carnaval (weer) in Venetië geweest te zijn.[36] Cordus was lang genoeg in Venetië om er 66 beschrijvingen van vissen op te stellen.[37] Van Venetië ging hij uiteindelijk weer naar Padua, waarvandaan hij kort na Pinksteren[noot 16] naar Ferrara vertrok, Schreiber achterlatend.[38] In Ferrara had hij een ontmoeting met de arts en botanicus Antonio Musa Brassavola.[38] Na enkele dagen ging hij verder naar Bologna, waar hij Luca Ghini ontmoette, en vermoedelijk een maand verbleef.[38][33] Daarvandaan ging hij via Florence en Lucca naar Livorno. Daar ontmoette hij opnieuw Pierre Belon, die van zijn reis had gehoord, en hem tegemoet was getrokken. Ze verzamelden samen planten op de 'Mons Ater' (Colle di Monte Nero).[35] Belon vermeldt niet of hij nog verder met Cordus is meegereisd.[noot 17] Die laatste trok verder naar Siena, en tot slot via de Maremma naar Rome. In die stad kwam hij rond 1 september ziek aan.[noot 18] Hij had in elk geval koorts, en was gewond door een trap van een paard tegen zijn been. Onduidelijk is of de koorts het gevolg was van een wondinfectie, zoals door sommige biografen gesuggereerd, of dat hij malaria had opgelopen. Dat de koorts iets te maken had met de moerassen van de Maremma wordt aannemelijker in de wetenschap dat ook zijn reisgenoten Friedewald en Sittard, eenmaal in Rome, ziek werden.[39] Op 5 september voegde Hieronymus Schreiber zich weer bij het gezelschap.[39] Op 17 september begon Cordus te ijlen maar de volgende dag verbeterde zijn toestand aanmerkelijk, voor Sittard en de met Hieronymus Schreiber meegekomen Joachim Moller voldoende geruststelling om plannen te maken voor een excursie naar Napels. Op aandringen van Cordus ging ook Schreiber mee.[39][noot 19] De koorts kwam na hun vertrek echter terug. Cordus legde een laatste biecht af, kreeg de ziekenzalving en deed met veel moeite een communie, alles om te voorkomen dat zijn lijk na zijn sterven in de Tiber zou worden gegooid. Op 25 september 1544, vier uur na zonsondergang, bezweek hij.[40] Hij werd begraven in de Santa Maria dell'Anima, de kerk van de Duitse natie in Rome.[37][40]
Op basis van de manuscripten die hij over zijn excursies in Italië naliet werd door Gesner in 1563 nog een vijfde deel van zijn Historiae plantarum uitgegeven, als Stirpium descriptiones liber quintus, met beschrijvingen van 25 plantensoorten die hij niet in Duitsland was tegengekomen.[33]
Eerste farmacopee
Rond 1542 werd de door Cordus samengestelde farmacopee in handgeschreven kopieën al door diverse apothekers in Saksen gebruikt.[41] Tijdens zijn excursie van 1542 door Duitsland, kwam Cordus ook in Neurenberg, waar hij op 14 juni een bespreking met de raad had over zijn Dispensatorium.[42] Hem werd verzocht om een exemplaar voor de Neurenberger apotheken.[42] Op 4 mei 1543 was Cordus opnieuw in Neurenberg, nu om het werk af te geven aan de raad van de stad, zodat die het door een commissie van artsen kon laten beoordelen.[noot 20] Op 13 en 30 oktober van hetzelfde jaar kwam het werk, in aanwezigheid van Cordus, opnieuw in de raad ter sprake. De uitkomst was dat het werd geaccepteerd, en dat aan Cordus 100 goudguldens werden uitgekeerd, alsmede de volledige vergoeding van de kosten voor zijn verblijf in de herberg.[43][44] Het bezoek aan Neurenberg had plaats toen Cordus op weg was naar Italië.[45] Daarmee moet het bezoek in oktober bedoeld zijn, omdat hij tussen mei en oktober nog naar Wittenberg moet zijn teruggekeerd, waar hij tijdens het zomersemester nog een reeks colleges gaf.[28][25]
Verschijningsdatum
In diverse werken en catalogi wordt als verschijningsdatum van de eerste druk het jaar 1535 opgegeven. Volgens Rudolf Schmitz[46] is dat een gevolg van de onjuiste opgave die Johann Friedrich Gmelin daarvan in 1797 deed in zijn Geschichte der Chemie.[47] De fout zou daarna in 1847 kritiekloos zijn overgenomen door Hermann Kopp in zijn Geschichte der Chemie,[48] in 1855 door Hermann Ludwig in zijn Geschichte der Apotheker,[49] (een vertaling van Histoire des Apothicaires van Adrien Phillippe (1853), met dezelfde fout[50]), en voorts in 1857 door Ernst Meyer in zijn Geschichte der Botanik,[27] waarmee deze drie werken een solide basis vormden waarop de fout zich verder kon verspreiden. Hermann Peters gaf in 1891 een uitgebreide bespreking van de totstandkoming van de eerste druk. Daarin liet hij aan de hand van raadsstukken uit Neurenberg zien dat het werk tussen 28 juni en 7 september 1546 verscheen.[51] Het werd in twee formaten, klein-folio en duodecimo, gedrukt bij Johannes Petreius, en verscheen zonder jaartal op de titelpagina.[52]
Eerbewijzen
Publicaties
- 1546 Pharmacorum omnium, quae quidem in usu sunt, conficiendorum ratio, vulgo vocant dispensatorium pharmacopolarum, Neurenberg, Johann Petreius, vanaf 1547 voorgeschreven aan apothekers van Neurenberg,[25] uitgave 1568, Antwerpen
- 1549 In Pedacii Dioscoridis Anazarbei de medica materia annotationes, als bijlage bij de vertaling van De medicinali materia libri sex van Dioscorides door Jean Ruel, Frankfurt[25]
- 1561 In Pedacii Dioscoridis Anazarbei de medica materia annotationes, Straatsburg, verzorgd door Conrad Gesner[25]
- 1561 Historiae plantarum libri IV, Straatsburg, verzorgd door Conrad Gesner[25]
- 1561 Sylva observationum variarum Valerii Cordi, Straatsburg, verzorgd door Conrad Gesner
- 1563 Stirpium descriptiones liber quintus, Straatsburg, verzorgd door Conrad Gesner[25]
- Bronnen
- Dilg, P. (1969). Das Botanologicon des Euricius Cordus: ein Beitrag zur botanischen Literatur des Humanismus, dissertatie, Marburg
- Dolezal, H. (1957). Cordus, Euricius (eigentlich Heinrich Ritze - daher Euricius). Neue Deutsche Biographie 3: 358
- Greene, E.L. (1909). Landmarks of Botanical History IX, Valerius Cordus 1515–1544. Smithsonian Miscellaneous Collections 54(1): 270–314
- Horawitz, A. (1876). Cordus, Euricius. Allgemeine Deutsche Biographie 4: 476–479
- Horst, U. (1974). Die einzige erhaltene Handschrift des Valerius Cordus, ein Brief aus seinem letzten Lebensjahr 1544. Beiträge zur Geschichte der Pharmacie. Beilage der Deutschen Apotheker Zeitung 26(2): 9–14
- Irmisch, T. (1862). Ueber einige Botaniker des 16. Jahrhunderts. 1. Valerius Cordus. Programm des Fürstlich Schwarzburgischen Gymnasiums zu Sondershausen: 10–33
- Irmisch, T. (1864). Einige Mittheilungen über Valerius Cordus. Botanische Zeitung 22: 315–17
- Krafft, F. (2005). Cordus, Valerius. in: Gerabek, W.E., Haage, B.D., Keil, G. & Wegner, W., Enzyklopädie Medizingeschichte, De Gruyter, Berlijn, New York 1: 272
- Krause, C. (1863). Euricius Cordus, eine biographische Skizze aus der Reformationszeit, Hanau, Friedrich König's Verlag
- Krause, C. (1891a). Vom Namen des Dichters Euricius Cordus. Hessenland, Zeitschrift für hessische Geschichte und Literatur 5(12): 152–154
- Krause, C. (1891b). Neue untersuchungen über den Namen und über die Schuljahre des Dichters Euricius Cordus. Hessenland, Zeitschrift für hessische Geschichte und Literatur 5(23): 306–309, 5(24): 318–320
- Krause, C. (1892). Neue untersuchungen über den Namen und über die Schuljahre des Dichters Euricius Cordus. Hessenland, Zeitschrift für hessische Geschichte und Literatur 6(1): 2–5
- Küch, F. (1907). Ein unbekannter Brief von Euricius Cordus. Zeitschrift des Vereins für hessische Geschichte und Landeskunde 40: 158–161
- Lauer, H.H. (2005). Cordus, Euricius. in: Gerabek, W.E., Haage, B.D., Keil, G. & Wegner, W., Enzyklopädie Medizingeschichte, De Gruyter, Berlijn, New York 1: 271–272
- Leake, C.D. (1925). Valerius Cordus and the Discovery of Ether. Isis 7(341): 14–24
- Meyer, E.H.F. (1857a). Studium der klassischen Naturforscher ausserhalb Italien. In Deutschland Graf Hermann von Neuenar und Euricius Cordus. Geschichte der Botanik 4: 242–249
- Meyer, E.H.F. (1857b). Valerius Cordus. Geschichte der Botanik 4: 317–322
- Peters, H. (1882). Die älteste Pharmacopoe in Deutschland. Pharmazeutische Zeitung 27(100): 764
- Peters, H. (1891). Die älteste Pharmakopöe in Deutschland. in: Aus pharmazeutischer Vorzeit, Band 1, Berlijn: 183–211
- Rommel, C. (1829). Cordus, Euricius. in: Ersch, J.S. & Gruber, I.G., Allgemeine Encyclopädie der Wissenschaften und Künste, sectie 1, 19: 285-291
- Rommel, C. (1829). Cordus, Valerius. in: Ersch, J.S. & Gruber, I.G., Allgemeine Encyclopädie der Wissenschaften und Künste, sectie 1, 19: 291-293
- Rosen, E. (1983). The Exposure of the Fraudulent Address to the Reader in Copernicus' Revolutions. The Sixteenth Century Journal 14(3): 283–291
- Sänger, A. (2016). Gegner, Gönner und Gelehrte. Studien zu den Epigrammatum libri IX (1529) des humanistischen Dichters Euricius Cordus (1486 – 1535), dissertatie, Hamburg
- Schmitz, R. (1958). Zur Bibliographie der Erstausgabe des Dispensatoriums Valerii Cordi. Sudhoffs Archiv für Geschichte der Medizin und der Naturwissenschaften 42(3): 260–270
- Schmitz, R. (1981). Cordus, Valerius. in: Gillispie, C.C., Dictionary of Scientific Biography 3: 413–415
- Strieder, F.W. (1782). Cordus (Euricius). Grundlage zu einer Hessischen Gelehrten und Schriftsteller Geschichte 2: 282–294
- Ziegenspeck, H. (1957). Cordus, Valerius. Neue Deutsche Biographie 3: 359
- Cordus, Euricius [ID = 9511] in: Hessische Biografie
- Referenties
- ↑ Haller, A. von (1771). Bibliotheca botanica 1: 282
- ↑ Greene (1909): 275
- ↑ a b c d e f Dolezal (1957): 358
- ↑ a b c d e f g h i Lauer (2005): 271
- ↑ Krause (1863): 27, noot 1
- ↑ a b Krause (1891a): 152
- ↑ a b c d Dilg (1969): 8
- ↑ Krause (1892): 4
- ↑ a b Küch (1907)
- ↑ a b Sänger (2016): 18
- ↑ a b Sänger (2016): 120–121, noot 381
- ↑ Sänger (2016): 139
- ↑ Krause (1863): 36–37
- ↑ a b Meyer (1857a): 247
- ↑ a b Leake (1925): 15
- ↑ Sänger (2016): 121
- ↑ Dilg (1969): 9
- ↑ Strieder (1782): 286
- ↑ Dilg (1969): 10
- ↑ Strieder (1782): 287
- ↑ Rommel (1829): 287
- ↑ Dilg (1969): 12
- ↑ Cordus, E. (1534). Botanologicon, Keulen, Johann Gymnich
- ↑ Rommel (1829): 291, Irmisch (1862): 11, Schmitz (1981): 413, Krafft (2005): 272
- ↑ a b c d e f g h i j k l m Krafft (2005): 272
- ↑ Irmisch (1862): 13
- ↑ a b c d Meyer (1857b): 317
- ↑ a b Schmitz (1981): 414
- ↑ Irmisch (1862): 14
- ↑ Cordus, V. (1561). Sylva observationum variorum Valerii Cordi: 218
- ↑ Irmisch (1862): 14–16
- ↑ Irmisch (1862): 17
- ↑ a b c Greene (1909): 274
- ↑ Irmisch (1862): 20–22
- ↑ a b Irmisch (1864)
- ↑ Horst (1974): 10
- ↑ a b Rommel (1829): 292
- ↑ a b c Irmisch (1862): 24
- ↑ a b c Irmisch (1862): 25
- ↑ a b Irmisch (1862): 26
- ↑ Peters (1882): 764; citaat uit het voorwoord van het Dispensatorium.
- ↑ a b Peters (1891): 189
- ↑ Peters (1891): 190
- ↑ Leake (1925): 19–20
- ↑ Irmisch (1862): 23
- ↑ Schmitz (1958): 265, noot 7
- ↑ Gmelin, J.F. (1797). Geschichte der Chemie: 325, noot o
- ↑ Kopp, H. (1847). Geschichte der Chemie Band 4: 300
- ↑ Ludwig, H. (1855). Geschichte der Apotheker: 416
- ↑ Phillippe, A. (1853). Histoire des Apothicaires: 149
- ↑ Peters (1891): 191
- ↑ Schmitz (1958): 263
- ↑ Plumier, C. (1703). Nova plantarum americanarum genera: 13
- ↑ Linnaeus, C. (1753). Species plantarum: 190
- ↑ Linnaeus, C. (1754). Genera plantarum ed. 5: 87
- Noten
- ↑ Over zijn geboorteplaats denken niet alle biografen hetzelfde. Conrad Gesner (1561) noemt hem 'Valerius Cordus Simesusii' (uit Simtshausen, nu in de gemeente Münchhausen in Hessen); Meyer (1857b: 317) noemt Simtshausen (als 'Siemershausen'), en voegt eraan toe dat dat ook de geboorteplaats van zijn vader Euricius was, en dat hem van een later verblijf van zijn vader daar niets bekend is; Krause (1863: 28, noot 3) zegt dat het gezin in Erfurt woonde; Irmisch (1864: 315) geeft argumenten waarom de geboorteplaats niet Simtshausen maar Erfurt moet zijn, en dat Euricius Cordus vlak voor de geboorte van Valerius alleen (dus zonder zwangere vrouw) in Simtshausen was (Euricius Cordus doet er zelf uitgebreid verslag van in het gedicht Nocturnae periclitationis Hessiaticorum fontium Nymphis sacrum expiatorium poema), en dat Valerius ook door Belon een 'Erfurter' genoemd zou zijn; Ziegenspeck (1957) noemt zonder verdere toelichting Kassel, maar noemt bij zijn bronnen de Allgemeine Deutsche Biographie van 1876, waarin Adalbert Horawitz onterecht Euricius Cordus in 1515 in Kassel plaatst; Schmitz (1958: 261–262) geeft sterke argumenten dat Simtshausen in Hesse een verwarring moet zijn met de geboorteplaats van Euricius, en noemt Erfurt als enige andere optie; Schmitz (1981) noemt Erfurt; Kraft (2005: 272) noemt Erfurt; de Hessische Biografie (2020) zegt Erfurt.
- ↑ Omdat de levens van vader en zoon Cordus sterk met elkaar verweven zijn (zie Leake (1925): 14) en kennis over het leven van de vader nodig is om details van het leven van de zoon te kunnen plaatsen (onder meer zijn geboorteplaats en zijn opleiding) volgt hier eerst een beschrijving in meer detail van vader Euricius Cordus.
- ↑ Zijn naam werd nogal eens verward met die van Heinrich Urbanus, een tijdgenoot van hem, zie Krause (1863): 3 en Rommel (1829): 285, noot 2. Ook Heinrich Eberwein, voor wie hij wel eens werd gehouden, was niet dezelfde persoon maar een tijdgenoot van hem, die zelfs in enkele van zijn gedichten werd genoemd, zie Krause (1863): 4.
- ↑ Een andere mogelijkheid, namelijk dat 'Cordus' de latinisering van zijn vaders naam 'Kunz' of 'Cort' is, wordt door Dolezal (1957) als tweede optie genoemd. Dat wordt echter door Euricius Cordus zelf ontkracht in een van zijn gedichten, De se ipso, waarin hij de naam 'Cordus' verklaart, zie Strieder (1782): 283, noot **, al houdt Sänger (2016: 20–21) de mogelijkheid open dat de in De se ipso gegeven verklaring pas later door hem is bedacht bij een al gebruikte latinisering van zijn vaders naam.
- ↑ Krause (1863: 6 en 1891a: 152–153) noemt eerst de Latijnse school in Frankenberg, maar dezelfde auteur verandert dat later (1892: 2), met redenen omkleed, en schrijft dan dat hij in 1505 van een broederschool ('Kugelherrn' ) in Marburg naar de Universiteit van Erfurt ging. Volgens Sänger (2016: 19, incl. noot 52 en 53) was de vermelding van de school in Frankenberg het gevolg van een persoonsverwisseling, die er ook toe geleid zou hebben dat Krause ten onrechte de naam 'Solde' als familienaam voor het boerengezin in Simtshausen opgaf.
- ↑ In met name oudere biografieën (Rommel (1829): 286, Krause (1863): 27, Irmisch (1864): 315) wordt 1513 genoemd als het jaartal van zijn huwelijk. In 1892 brengt Krause dat echter terug tot 1508, op basis van een epigram van Cordus uit 1517, waarin hij aangeeft binnenkort zijn tiende huwelijksjaar in te gaan, zie Krause (1892): 4.
- ↑ Volgens Horawitz (1876) werd Euricius Cordus eind 1514 of begin 1515 rector van de school in Kassel, wat aanleiding zou kunnen zijn voor het opgeven van die stad als geboorteplaats van Valerius door Ziegenspeck (1957: 359). Eenzelfde functie aan de Stiftsschule St. Marien in Erfurt zou volgens Horawitz dan in 1517 of 1518 onmiddellijk op de betrekking in Kassel gevolgd zijn. Volgens Krause (1863: 43) vertrok hij later in 1515 naar Kassel, maar later (1892: 4) plaatst hij het verblijf in Kassel in de periode 1509–1513. Door Küch (1907) werd de periode, aan de hand van een brief van Cordus zelf, nog nader gepreciseerd, tot 1509–1511.
- ↑ Te weten: zijn nauwe banden met het hof van Anna von Mecklenburg, in een periode, na de dood van haar echtgenoot Willem II van Hessen, waarin een strijd om de macht gaande was tussen Anna en Hofmeister Ludwig I von Boyneburg. Die laatste had de bevoegdheid om ambtenaren, waaronder ook het personeel van de stadsschool, te benoemen of ontslaan.
- ↑ Joachim Camerarius de oudere verhaalt hierover als hij beschrijft dat hijzelf, Eobanus Hessus en Cordus in Leipzig zijn, zie Sänger (2016): 16. Van Eobanus Hessus is bekend dat die van de herfst van 1513 tot augustus 1514 in Leipzig verbleef, zie Rupprich, H. (1959). Eobanus Hessus (Koch), Helius. Neue Deutsche Biographie 4: 543–545
- ↑ Waarschuwen is hier het juiste woord omdat Dioscorides en Theophrastus veelal geraadpleegd werden voor het medicinaal gebruik van de door hen genoemde planten, en dan is de juiste determinatie van de soort van groot belang: Green (1909): 273.
- ↑ Zijn inschrijving als student is terug te vinden in Foerstemann, C.E. (1841). Album Academice Vitebergensis ab A. Ch. MDII usque ad A. MDLX: 178, Leipzig, Carl Tauchnitz. Onduidelijk is welke studie Cordus daarvoor in Leizig heeft gevolgd. Van zijn tijd aan de Universiteit van Wittenberg weten we niet meer dan dat hij er colleges volgde bij Philipp Melanchthon, en dat hij zelf driemaal een serie colleges gaf over Dioscorides, zie Schmitz (1981): 414.
- ↑ Greene (1909: 274) schrijft dat de beschrijvingen van de planten al vóór 1540 klaar waren. In het licht van het vele nieuwe materiaal dat Cordus nog verzamelde bij zijn reis van 1542, die aan Greene kennelijk niet bekend was, lijkt dat onwaarschijnlijk.
- ↑ Meyer (1857b: 318) en Green (1909: 274) stellen beiden dat hij al in 1542 naar Italië vertrok, het jaartal dat ook in de brief van Johann Crato von Krafftheim aan Gesner werd genoemd (Irmisch (1862: 20–22) gaat hierop uitgebreid in). Als 1542 het juiste jaartal is, dan moet hij daarna nog teruggekeerd zijn want in de winter van 1542/43 verzorgde hij nog colleges in Wittenberg, zie Krafft (2005): 272. Verder is zeker dat Cordus op 4 mei 1543 in Neurenberg was, zie Leake (1925): 20 en Peters (1891): 190. Zijn reisgenoot, Hieronymus Schreiber, ontving in 1543 nog een exemplaar van de eerste druk van De revolutionibus orbium coelestium, zie Hieronymus Schreiber op Astronomie in Nürnberg, en was volgens een brief van Philipp Melanchthon op 17 september van dat jaar nog in Wittenberg, zie Rosen (1983): 286. Peters (1891: 187–190) geeft, gebaseerd op raadsverslagen van de stad Neurenberg, een gedetailleerd verslag van de totstandkoming van de eerste druk van het Dispensatorium, waaruit blijkt dat Cordus ook in oktober 1543 nog (weer) in Neurenberg was.
- ↑ In elk geval waren ze er vanaf Bologna bij, zie Irmisch (1862): 24.
- ↑ Meyer (1857b: 318) schrijft dat zijn eerste reisdoel Padua was, en noemt Venetië niet, maar hij is de enige die Venetië onvermeld laat.
- ↑ Irmisch (1862: 24) schrijft: "Gegen das Trinitatisfest" , de zondag na Pinksteren.
- ↑ Schreiber vermeldt de aanwezigheid van Belon in het verloop van de reis niet, terwijl hij een vrij nauwkeurig verslag gaf, wat het verder meereizen van Belon weinig waarschijnlijk maakt, zie Irmisch (1862): 24, noot 78.
- ↑ Irmisch (1862: 25) schrijft dat Schreiber op 5 september in Rome aankwam, "nachdem die Reisenden ungefähr 4 oder 5 Tage in Rom waren."
- ↑ Cordus werd achtergelaten in de zorg van ten minste twee Duitse artsen. Bij zijn verzorging speelde het probleem dat hij protestants was. Het was aan artsen verboden om meer dan twee- of driemaal verzorging te bieden aan iemand die "niet gebiecht had en niet aan het avondmaal had deelgenomen." Irmisch (1862: 25–26) staat er uitgebreid bij stil, maar vermeldt niet of het verbod ook voor Duitse artsen gold, en of dat de reden was dat hij expliciet vermeldt dat Cordus door Duitse artsen werd verzorgd.
- ↑ Peters (1891: 187–188) citeert het voorwoord van de eerse druk als hij schrijft: "Valerius Cordus glaubte indessen, dass die Apotheker diese ohne behördliche Genehmigung derselben doch nicht allgemein anerkennen würden, und übergab daher seine Handschrift dem Rate zur Prüfung und gesetzlichen Einführung. Dieser nahm dieselbe mit grösztem Dank an und übergab sie sofort einer Anzahl von Ärzten zur Durchsicht, damit, wenn noch etwas zu ändern oder zuzusetzen wäre, dies nicht ohne Vorwissen des Verfassers geschehe. Die mit der Prüfung betrauten Ärzte erklärten das Werk für das vollkommenste und beste, was in der Art vorhanden sei." Uit het verslag van 14 juni 1542 (zie Peters (1891): 189) blijkt echter dat al vanaf het begin de afspraak was gemaakt dat Cordus een exemplaar zou aanleveren dat dan eerst door de Neurenberger artsen beoordeeld en zo nodig gecorrigeerd kon worden, voordat het verder werd verspreid. Tussen het afgeven op 14 mei, en de acceptatie op 13 of 30 oktober, verliepen al minstens vijf maanden. Daarnaast is bekend dat er na het vertrek van Cordus nog veranderingen zijn aangebracht op verzoek van de plaatselijke artsen, en dat aan Johann Magenbuch (die ook figureert in Euricius Cordus' Botanologicon) en aan Andreas Osiander na 28 juni 1546 nog een opdracht voor verdere correctie werd gegeven, zie Peters (1891): 191. Het lovende voorwoord in de eerste druk, en de suggestie daarin van een eenvoudige acceptatie, zonder veranderingen buiten medeweten van de auteur, moet dus met een korrel zout worden genomen.
|
|