De regering-Széll was de tiende Hongaarse regering sinds de Ausgleich in 1867. De regering, waarvan Kálmán Széll premier was, bestuurde het land van 1899 tot 1903.
Geschiedenis
De regering van Kálmán Széll erfde de problemen die de regering-Bánffy na haar aftreden had achtergelaten. Ze sloot aanvankelijk een compromis met oppositie om wetten gestemd te krijgen, en maakte zo tijdelijk een eind aan de parlementaire obstructie van de oppositie. De regering voerde een belastinghervorming door, alsook nieuwe regelgeving voor het bank- en financiewezen.
In 1901 werd Hongarije geconfronteerd met een economische crisis, ten gevolge waarvan de Nijverheids- en Handelsbank (Ipar- és Kereskedelmi Bank) waarvan Széll de voorzitter was, failliet ging. De onderhandelingen over het financiële luik van de Ausgleich met Wenen die hierop volgden mislukten echter. Nadien hervatte de parlementaire oppositie haar obstructie, zorgde ze ervoor dat de nieuwe begroting van 1903 niet werd aangenomen en verhinderde ze een uitbreiding van de militaire budgetten. Bovendien werd de regering geconfronteerd met anti-Hongaarse rellen in Kroatië-Slavonië. De Kroatische bevolking voelde zich onderdrukt en geconfronteerd met tegenwerking op lokaal vlak en in april 1903 werden in het Kroatische landsdeel Hongaarse opschriften en wapenschilden verwijderd van gebouwen van de staatsspoorwegmaatschappij. Ten gevolge van de obstructie werd de grondwet begin 1903 tijdelijk geschorst en regeerde de regering "ex lex". In juni 1903 trad de regering-Széll uiteindelijk af.