De regering-De Broqueville IV (17 december 1932 - 12 juni 1934) was een Belgische regering. Het was een coalitie tussen de Katholieke Partij (80 zetels) en de Liberale Partij (24 zetels).
Op 18 oktober 1932 nam premier Jules Renkin, onder druk van koning Albert I, ontslag. Hierna nam de meer ervaren Charles de Broqueville de leiding over om het land door de Grote Depressie te loodsen. Ten laatste in mei 1933 moesten er parlementsverkiezingen plaatsvinden. De Broqueville ontbond meteen het parlement en schreef verkiezingen uit voor 27 november 1932. De katholieken en de socialisten kwamen gesterkt uit de verkiezingen, terwijl de liberalen verloren. De socialisten weigerden regeringsdeelname, waarna de katholieken en liberalen hun regering dus verderzetten. Gezien de economische situatie moest deze snel opnieuw aan de slag. Op 17 december 1932 ontstond er deze herschikte regering. Om de liberalen tevreden te stellen werd het Ministerie van Kunsten en Wetenschappen veranderd in het Ministerie van Openbaar Onderwijs. Met de wet van 30 december 1932, de wet van 17 mei 1933 en de wet van 31 juli 1934 krijgt de regering telkens bijzondere machten om noodzakelijke drastische maatregelen te nemen. Tijdens deze regering overleed ook op 17 februari 1934 koning Albert I; op 23 februari 1934 legde koning Leopold III de eed af.
De regering-De Broqueville IV telde 12 ministers: 7 voor de katholieken en 5 voor de liberalen.