Psalm 31 is een psalm uit de Psalmen in de Hebreeuwse Bijbel (in de Septuagint en de Vulgaat Psalm 30) en een psalm van David. In het Latijn worden vaak de eerste woorden van de psalm (na het opschrift) als naam ervan gebruikt: In te, Domine, speravi, "Bij U, Heer, schuil ik".
De auteur noemt God zijn "rots" (die hem tegen aanvallen beschermt) en zijn "vesting" (die hem aan alle kanten beschermt). Hij noemt ook zijn lichamelijke kwalen - zijn ogen zijn gezwollen, zijn ziel en lichaam verkwijnen. De psalm eindigt met een toon van hoop: "De HEER behoedt de standvastigen, voorgoed rekent Hij af met de hoogmoedigen".