Op 6 december1492 kwam Christoffel Columbus voor het eerst aan op het eiland Hispaniola, in het gebied waar tegenwoordig de stad Port-de-Paix ligt. Hij noemde het gebied Valparaíso.
Stichting
Port-de-Paix wordt beschouwd als de oudste stad van Hispaniola. De stad is in 1664 gesticht door de Spanjaarden, die het ook Valparaíso noemden. Op deze plaats woonde een luitenant van het Taíno-cacicazgoMarién. De stad nam meteen veel Fransepiraten op die door de Engelsen van het eiland Île de la Tortue (Tortuga) verdreven waren. Zij begonnen het Port-de-Paix te noemen.
In 1679 vond in de buurt van Port-de-Paix een slavenopstand plaats, onder leiding van een priester, Padre Jean genaamd. Deze verzamelde in Pointe Palmiste, even ten oosten van de stad, 25 slaven. Deze doodden een aantal slavenhouders in Port-Margot, en trokken toen de bergen in. Daar werden zij nagejaagd door piraten, die Padre Jean en enkele medestrijders doodden[2].
19e en 20e eeuw
Port-de-Paix was een welvarende stad in de 19e eeuw, maar werd in 1902 bijna vernietigd door een brand. Daarna heeft het nooit zijn vroegere status teruggekregen.
In de eerste uren van de bezetting van Haïti door de VS (1915 – 1940) was Port-de-Paix een belangrijke verzetshaard.