De Oudgriekse literatuur is de literatuur in het Oudgrieks geschreven tot de 4e eeuw. Het oude Griekenland had al vroeg een rijke traditie, met namen als Homerus en Hesiodos, en zou tevens de Romeinse literatuur inspireren tot literaire werken van formaat. De literatuur van de 20e-21e eeuw is nog steeds in meer of minder mate beïnvloed door de literatuur die de Grieken meer dan twee millennia eerder creëerden.
Het proza kwam in de zesde eeuw v.Chr. op en werd toegeschreven aan Pherecydes van Syros. Deze tekstvorm maakte opgang in Ionië en bleek nuttig te zijn voor de publicatie van historiê, onderzoeksverslagen. Anders dan in het epos, dat vol bewondering opkeek naar wat goden en helden ooit deden, wordt hier het weetbare zakelijk en zelfs kritisch voorgesteld. Het werk van deze logografen vertoont een voorkeur voor inlichtingen gesteund op eigen waarneming, αυτοψία, of die van anderen, ιστορία, onderzoek, en ook voor anekdoten en novellen. Belangrijke vertegenwoordigers zijn bijvoorbeeld Hekataios van Milete, omstreeks 550 - 480 v.Chr., en Herodotus van Halikarnassos.
Filosofie
De Griekse filosofie begon in de archaïsche periode, 7e/5e eeuw v.Chr., eveneens in Ionië. Niet alle filosofen schreven teksten, zoals Thales van Milete en Pythagoras van Samos. Sommigen schreven nog in verzen, zoals Xenophanes, Parmenides en Empedocles en waren qua stijl beïnvloed door Homerus. Anderen schreven in proza, zoals Heraclitus en Anaxagoras. Vaak bleven hun teksten kort en pregnant, wat mede komt omdat dergelijke werken vaak nog waren bedoeld om voor te lezen.
De bloei van de dramatiek enerzijds en de retoriek zijn typische vormen van gemeenschapskunst en hebben ervoor gezorgd, dat voor de lyriek, waarin een persoonlijk gevoel wordt geuit, in deze periode een minder gunstige voedingsbodem geschapen.
Er zijn dan ook geen bekende lierdichters in deze periode.
de andere wetenschappelijke literatuur: in het 'Corpus Hippocraticum' zijn een vijftigtal traktaten bewaard over verscheidene medische problemen. Het is niet met zekerheid te achterhalen, welke hiervan door Hippocrates, ± 460 - na 380 v.Chr., zelf werden opgesteld. Het werk is ook zuiver literair niet onbelangrijk
Flavius Josephus (37-100 v.Chr.) schreef over Joodse geschiedenis en gebruikte als belangrijke bron de Bijbelse teksten
de 'princeps' Claudius I, 10-54 na Chr., schreef in het Grieks over Etruskische en Carthaagse geschiedenis. Hij was een verdienstelijk en productief auteur, maar werd door zijn tegenstanders niet ernstig genomen en zijn werk ging nagenoeg volledig verloren.
het scepticisme: als gevolg van de vele filosofische richtingen die elkaar tegenspreken, kwam men tot het besluit dat de mens zich moet onthouden van elke stellingname, maar tevreden stellen met het onderzoek, σκήψις, van voor en tegen
het eclecticisme: onder invloed van de praktische ingesteldheid van de Romeinen, die de filosofie nooit als een doel op zich beschouwden, ging men in elk stelsel zoeken, <εκ-λέγειν, wat het meest bruikbaar was, om het tot een eigen wereldbeeld op te bouwen
het syncretisme: onder invloed van Oosterse denkstromingen en onder meer de Joodse en christelijke leer komt men ertoe elementen uit alle bekende filosofische strekkingen op te nemen en tot één geheel te verwerken, <συγ-κεράννυναι