Duitse agenten ter plaatse meldden dat het konvooi uitvoer. Op 1 juli zag een Duits verkenningsvliegtuig het konvooi. Een Duitse Onderzeeboot zag het konvooi 60 zeemijl ten oosten van Jan Mayen.
Daar kwamen de twee gevechtsgroepen samen met de torpedobootjagers Z 16 Friedrich Eckoldt en Z 15 Erich Steinbrinck. Onderweg liepen de zware kruiser Lützow en de torpedobootjagers Z 20 Karl Galster, Z10 Hans Lody en Z 6 Theodor Riedel aan de grond en vielen uit.
Bevel tot vlucht en verspreiding
Verkenningsvliegtuigen zagen dat de marineschepen niet meer voor anker lagen en in de ochtend van 4 juli meldde de Britse admiraliteit per radio aan de escorte van konvooi PQ17 dat die marineschepen uitgelopen waren.
In de avond van 4 juli beval Dudley Pound, First Sea Lord van de Britse Admiraliteit de escorte om snel naar het westen te vluchten en de koopvaardijschepen om zich te verspreiden en elk voor zich naar Archangelsk te varen.
Duitse reactie
Op 5 juli zagen Duitse verkenningsvliegtuigen en onderzeeboten dat de escorte naar het westen voer en dat het konvooi zich verspreidde.
Daarop achtervolgden de Tirpitz onder Kapitein ter Zee Karl Topp, de Admiral Hipper onder Kapitein ter Zee Wilhelm Meisel), de Admiral Scheer onder Kapitein ter Zee Wilhelm Meendsen-Bohlken), zeven torpedobootjagers en twee torpedoboten.
Voor Ingøya viel de Sovjet onderzeeboot K-21 de Tirpiz aan, maar miste.
Een Consolidated PBY Catalina van squadron 210 van de Royal Air Force en de Britse onderzeeboot Unshaken zagen de Duitse schepen en gaven posities door over de radio.
Het Oberkommando der Marine brak de aanval af, want op bevel van Adolf Hitler mocht de Tirpitz niet in gevaar gebracht worden.
In de avond van 5 juli kregen de Duitse schepen bevel naar de Kåfjord in Finnmark te varen.
Enkel de onderzeeboten en vliegtuigen mochten het verspreide konvooi aanvallen.
Lot van de koopvaardijschepen
De koopvaardijschepen waren zonder escorte hulpeloos tegen onderzeeboten en vliegtuigen.
Ze trachtten met een noordoostelijke koers langs het pakijs de kust van Nova Zembla te bereiken. Elf koopvaardijschepen bereikten Archangelsk.
Van de 35 koopvaardijschepen waren er twee voortijdig teruggekeerd: de Richard Bland met een defect aan de machines en de Exford die tegen een ijsschots gebotst was.
Van de doorgevaren 33 koopvaardijschepen werden er 22 tot zinken gebracht: 15 Amerikaanse, 6 Britse en een Nederlands, 14 door onderzeeboten en acht door luchtaanvallen. Ook de tanker Aldersdale en het reddingsschip Rathlin vergingen.[3]
153 matrozen verdronken.
210 vliegtuigen, 430 tanks, 3350 vrachtwagens, 100.000 ton munitie, wisselstukken en voedsel zonken in de zee.
Reactie van Stalin
Josef Stalin vroeg de volkscommissaris voor de marine Nikolaj Koeznetsov of er noodzaak bestond om een konvooi zonder escorte te laten. Koeznetsov ontkende en meende dat sommige militaire leiders van het westen de Sovjet-Unie niet graag hielpen en hun marineschepen niet op het spel wilden zetten.
Het bevel van de Britse admiraliteit aan de escorte van PQ 17 om de vrachtschepen in de steek te laten en naar Engeland terug te keren en aan de vrachtschepen om zich te verspreiden en elk voor zich zonder escorte naar havens van de Sovjet-Unie te varen is naar mening van onze experten verwarrend en onverklaarbaar. Het spreekt voor zich dat ik niet van mening ben dat regelmatige transporten naar de noordelijke havens van de Sovjet-Unie zonder risico en verliezen mogelijk zijn. Maar ten slotte kan in oorlogstijd geen enkele grote opgave zonder risico en verliezen uitgevoerd worden. U weet zonder twijfel, dat de Sovjet-Unie veel meer verliezen lijdt. Hoe dan ook, ik had nooit geloofd dat de regering van het Verenigd Koninkrijk ons juist nu de levering van oorlogsmateriaal zou ontzeggen, aangezien de Sovjet-Unie het gezien de ernstige toestand aan de grens tussen Duitsland en de Sovjet-Unie bijzonder dringend nodig heeft.