Hij was een expressionistisch ingestelde kunstenaar met voorliefde voor monumentale kunst waarvoor hij niet alleen de hiervoor genoemde technieken gebruikte maar waarvoor hij ook wandtapijten, wandschilderingen, tegelwerken en intarsia’s maakte.
Leven en werk
Hij was zoon van de Luxemburger Louis Joseph Egide Horn en Carolina Benjamins, die een hoedenzaak voerden. Lex had een zus Hesje/Hester, die omgebracht werd in Auschwitz. Hij zelf trouwde driemaal, tussen 1940 en 1947 was hij getrouwd met Josine Wibaut (kleindochter van Floor Wibaut), tussen 1948 en 1959 met acteur Charlotte Lilly Meulman en vanaf 1960 met binnenhuisarchitect Marita Else van Essen. Het echtpaar woonde in de jaren zestig aan de Willemsparkweg. De dochter Meinke Horn uit het laatste huwelijk richtte in 2016 een stichting in het leven om zijn werk te inventariseren en te beschermen.
Anderhalf jaar na zijn geboorte verhuisden zijn ouders naar Bussum en in 1930 naar Zutphen. Daar ontmoette hij Jo Spier, die hem aanraadde monumentale kunst te gaan maken nadat hij zijn Hogere Burgerschool. Na de HBS studeerde hij aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten afdeling Monumentale en versierende schilderkunsten, onder leiding van prof. Heinrich Campendonk, die ook Hans van Norden onder zijn hoede had. In de voetsporen van Campendonk zag hij voor zichzelf een taak weggelegd voor de monumentale kunst en kon zich na de Tweede Wereldoorlog inzetten om voor de wederopbouw te pleiten voor kunstbijdragen aan de nieuwe architectuur. In die oorlog boden Horn (Joods) en Wibaut (niet-Joods) aan de Oude Waal onderdak aan Joodse onderduikers, maar moesten zelf ook schuilen, onder andere bij Henriëtte Roland Holst (tante van Josine) en Frits van Hall.
Horn trok zich in de jaren zestig steeds meer terug uit het openbare leven. Hij begon in zijn atelier aan de Lauriergracht aan een dagboek. In dat schrijfsel besteedde hij veel aandacht zijn strijd tussen enerzijds opdrachtwerken en vrije kunst.