Suso is het oudste van de twee bouwwerken, dateert uit de 6e eeuw en is naar overlevering gebouwd op de plaats van de kluizenarij van de heilige Aemilianus de la Cogolla waarbij Millán de Spaanse vertaling is van Aemilianus. Het bouwwerk met een Romaanse kerk is een getuige van de overgang van eremieten naar cenobieten in het religieus leven. In dit klooster werden zinnen in de Spaanse en Baskische talen een eerste maal samen geschreven als glossen op een Latijnsecodex. Het betrokken manuscript is gekend als de Glosas Emilianenses. Het klooster werd verlaten rond 1837 na de Desamortización (sluiting en privatisering van kloosters) onder het bewind van Juan Álvarez Mendizábal.
De architectuur van de kloosters bestaat uit Mozarabische, Visigotische, middeleeuwse, renaissance en barok stijlen. De Spaanse geschreven en gesproken taal is geboren in deze kloosters; de eerste literatuur in het Castiliaans werd hier geschreven en ontwikkelde zich tot een van de meest gesproken talen ter wereld.[1] Om die redenen werden de kloosters in december 1997 tijdens de 21e sessie van de Commissie voor het Werelderfgoed erkend als cultureel werelderfgoed en toegevoegd aan de UNESCOwerelderfgoedlijst.