Kerkleraar

Isidoor van Sevilla, met het boek van de Kerkleraars.
Gregorius de Grote

De titel Kerkleraar of Kerklerares (Doctor Ecclesiae) is een eretitel in de Rooms-Katholieke Kerk die door het kerkelijk gezag in een uitdrukkelijke verklaring verleend wordt aan schrijvers en schrijfsters die uitmunten door hun heiligheid in levenswijze, hun getrouwheid aan de kerkelijke leer en hun grote geleerdheid. De titel is ontstaan uit de verering van de vier westerse kerkvaders. Het was paus Bonifatius VIII die hun in 1295 de eretitel van kerkleraar verleende:

Paus Pius V voegde in de zestiende eeuw de drie oosterse hiërarchen toe. Deze groep zou, uitgebreid met de heilige Athanasius van Alexandrië in het Westen, vereerd worden als de vier oosterse kerkvaders:

Vanaf 1567 werden aan de lijst van kerkleraren door verschillende pausen de volgende heiligen toegevoegd:

Op initiatief van paus Paulus VI werden in 1970 de eerste vrouwen tot kerklerares verklaard: Theresia van Ávila en Catharina van Siena. Nadien is de eretitel nog verleend aan Theresia van Lisieux (1997) en Hildegard van Bingen (2012), waarmee het aantal Kerkleraressen op vier kwam. De persoonlijke affectie van de pausen heeft ook een rol gespeeld bij enkele kerkleraarverklaringen. Zo werden Thomas van Aquino en Bonaventura kerkleraar verklaard door pausen die tot dezelfde kloosterorde behoorden als zij (respectievelijk de dominicanen en franciscanen). Met Ireneüs van Lyon kwam het aantal Kerkleraren en Kerkleraressen op 37.

Zie ook

Zoek kerkleraar op in het WikiWoordenboek.