Strümphler behoorde tot de Lutherse Kerk en trouwde in 1773 te Amsterdam met Apolonia Modesta Marlof. Hij woonde in die jaren op de Rozengracht en bouwde verschillende kleine en middelgrote kerkorgels, onder andere dat van de Lutherse Kerk te Weesp, en te Amsterdam de orgels van de rooms-katholieke schuilkerk "De Boom" en de doopsgezinde kerken "Bij het Lam" en "Bij de Toren". Het orgel van de Hersteld Evangelisch-Lutherse Kerk aan de Kloveniersburgwal in Amsterdam was het grootste dat Strümphler ooit bouwde en geldt als de kroon op zijn oeuvre. Hij heeft het orgel in onderhoud gehad tot aan zijn dood. Het staat sinds 1962 in de Sint-Eusebiuskerk in Arnhem. Verder maakte hij een groot aantal huis- en kabinetorgels.
De naam Strümphler wordt ook als Strumphler geschreven. In 1775 maakte Strümphler een testament op. Hij woonde toen al in Amsterdam en tekende dit document voluit met de naam Johannes Stephanus Strümphler. Aanvankelijk gebruikte hij de umlaut nog, maar later verving hij deze door een komma en nog later liet hij die ook weg. Zijn kinderen en ook zijn tijdgenoten gebruikten nooit de umlaut.[2]
Strümphlerorgels
De orgels in onderstaande kerken zijn van Strümphlers hand:[3]
Naast bovengenoemde Strümphlerorgels zijn er orgels die gedeeltelijk van zijn hand zijn, bijvoorbeeld het orgel van de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt) te Harlingen uit 2007, waarin de orgelbouwer Van Vulpen delen van een Strümphlerorgel uit 1794 verwerkte.[4]