Cals zat in de tweede helft van 1940 enkele weken gevangenen omdat hij op de studentensociëteit een opruiende speech had gegeven, waarna de aanwezigen het Wilhelmus zongen. In 1941 was hij betrokken bij de Nederlandsche Unie. Na de opheffing van deze organisatie raakte hij samen met zijn vrouw langzaamaan betrokken bij het verzet. Zo was hij actief bij de Christofoorgroep, zij het niet als kernlid. De Christofoorgroep gaf een illegaal blad uit. Ook verleende hij meerdere keren onderdak aan onderduikers.
Cals hoorde in juni 1944 dat hij op een lijst met gijzelaars stond nadat een Duitse militair in Nijmegen was doodgeschoten. Hij besloot direct onder te duiken in zijn geboortestreek. Acht gijzelaars die niet uit handen van de Duitsers wisten te blijven werden kort daarna geëxecuteerd. Kort voor Operatie Market Garden keerde Cals naar Nijmegen terug, waar hij de bevrijding van de stad meemaakte. Na de bevrijding werkte Cals een jaar voor de Politieke Opsporingsdienst, eerst in Nijmegen en daarna op provinciaal niveau.[1]
Maatschappelijke carrière
Van 1940 tot 1950 was hij als advocaat en procureur in Nijmegen gevestigd. In deze periode was hij van 1941 tot 1949 verbonden als assistent aan de juridische faculteit van de Katholieke Universiteit Nijmegen en van 1943 tot 1945 als leraar economie, staatsinrichting en handelsrecht aan het Bisschoppelijk College te Roermond.
Van 1968 tot 1970 was Cals commissaris-generaal van de Nederlandse inzending op de wereldtentoonstelling in Osaka (Japan) en vanaf 1967 voorzitter van de Staatscommissie Cals-Donner tot herziening van de Grondwet. De voorstellen van de commissie Cals-Donner leidden in 1983 tot een algehele herziening van de Nederlandse Grondwet.