Het Gerechtelijk Wetboek van 10 oktober 1967 regelt de civiele rechtsgang in België en is de basistekst van het gerechtelijk recht. Het wetboek bestaat uit acht delen, die zijn onderverdeeld in boeken, titels, hoofdstukken en afdelingen. Sommige delen bevatten alleen hoofdstukken. Voor 1967 was in België het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van 1806 van kracht.
Eerste deel: Algemene beginselen
Deel II: Rechterlijke organisatie
Eerste boek Organen van de rechterlijke macht
Eerste titel Hoven en rechtbanken - Leden
Deze titel beschrijft de verschillende rechtbanken. De naam van een rechtbank wordt vaak met een hoofdletter geschreven als één welbepaalde rechtbank bedoeld wordt.
Eerste hoofdstuk Vrederechter en politierechtbank
Hoofdstuk II Arrondissementsrechtbank, rechtbank van eerste aanleg, arbeidsrechtbank en ondernemingsrechtbank
Hoofdstuk III Hof van beroep en arbeidshof
Hoofdstuk IV Hof van assisen
Hoofdstuk V Hof van Cassatie
Titel II Openbaar ministerie
Titel IIbis Plaatsvervangende magistraten aangewezen uit de op rust gestelde magistraten
Titel III (Gerechtspersoneel)
Titel IV Beheer van de rechterlijke organisatie
Titel V Zetel en personeel van hoven en rechtbanken Hun rechtsgebied
Titel VI Benoemingsvoorwaarden en loopbaan van magistraten en het gerechtspersoneel
Boek II Gerechtelijke ambten
Dit boek beschrijft het de rol van het Openbaar Ministerie, referendarissen, parketjuristen en griffiers.
Boek III Balie
Boek IIIbis Juridische eerste- en tweedelijnsbijstand
Boek IV Gerechtsdeurwaarders
Dit boek beschrijft de rol van gerechtsdeurwaarders.
Boek V: Gerechtsdeskundigen en beëdigd vertalers, tolken en vertaler-tolken
Dit boek beschrijft de rol van de gerechtsdeskundigen en vertalers, tolken (vervangt enkele oudere artikels)
Deel III: Bevoegdheid
Deel III in het Gerechtelijk Wetboek gewijd aan deze bevoegdheid, wordt als volgt onderverdeeld:
- Volstrekte (materiële) bevoegdheid
- de Aanleg
- de territoriale bevoegdheid
- de regeling van geschillen van bevoegdheid (arrondissementsrechtbank)
Dit deel omvat de beschrijving van de rechtsmacht en bevoegdheid van de rechters.
Aldus wordt omschreven met welk probleem je bij welke rechtbank terechtkunt en in welk van de 27 gerechtelijke arrondissementen in het land. In dit deel treft men ook enkele regels aan betreffende het tergend en roekeloos geding.¨
Deel IV: Burgerlijke rechtspleging
Voor de invoering van het Gerechtelijk Wetboek werd dit geregeld door het Wetboek van Burgerlijke Rechtspleging van 1806. Thans is de trage, dure en omslachtige rechtspleging van 1806 verlaten en vervangen door delen IV en V van het Gerechtelijke Wetboek.
Boek I Rechtsbijstand
Artikel 664 tot 699ter.
Het boek betreffende het geding omvat:
Boek II Geding
Artikel 700 - 1041
Boek III Rechtsmiddelen
Artikel 1042 - 1147
Boek IV Bijzondere rechtsplegingen
Artikel 1148 tot 1385undecies. Dit beschrijft een twintigtal bijzondere rechtsplegingen:
Voor betwistingen over de belastingen zijn fiscale rechtbanken ingericht. Een fiscale rechtbank is een gespecialiseerde kamer van de rechtbank van eerste aanleg
Deel V: Bewarend beslag, middelen tot tenuitvoerlegging en collectieve schuldenregeling
In dit deel gaat het eerst over de organisatie van een centraal bestand van beslagleggingen.
Vervolgens regelt het in detail het bewarend beslag en uitvoerend beslag. Ten slotte is er de nieuwe collectieve schuldenregeling.
Deel VI: Arbitrage
Arbitrage is een mogelijkheid om een betwisting buiten de rechtbank voor te leggen aan een arbiter of aan een arbitagecommissie of scheidsgerecht. Arbitrage valt niet te verwarren met het Arbitragehof.
Deel VII: Bemiddeling
Elke overeenkomst kan een bemiddelingsbeding bevatten.
Deel VIII: Collaboratieve onderhandelingen
Bijvoegsel
Literatuur