Galicië wordt bewoond sinds het Paleolithicum. In de 6e eeuw voor Christus kwamen de Kelten naar het noordwestelijk deel van Spanje.
In de tweede eeuw voor Christus arriveerden de Romeinen. In de vijfde eeuw volgden invasies van Sueben en Vandalen en van de negende tot en met de elfde eeuw vielen de Noormannen de noordwestkust van Spanje aan.
Het Koninkrijk Galicië ontstond tijdens de Reconquista. Het werd herhaaldelijk bij andere Spaanse koninkrijken getrokken, tot aan de eenwording van Spanje vanaf de Reyes Católicos.
Het feodale systeem en de kerkelijke hiërarchie zorgden ervoor dat Galicië de laatste eeuwen, in vergelijking met de overige Spaanse provinciën, steeds verder achter raakte op economisch gebied. Door de Galiciërs wordt als stekend voorbeeld van die achterstand vaak verhaald over dorpen die verstoken bleven van elektriciteit hoewel de energiecentrale al twintig jaar naast het dorp stond.
Op 18 mei 1981 trad het nieuwe statuut van autonomie (Estatuto de Autonomía de Galicia) in werking. Hiermee verkreeg de regering van de deelstaat meer bevoegdheden.
In 2002 werden de Galicische stranden getroffen door vervuiling van de olietanker Prestige. Er werd veel kritiek geleverd op de Spaanse autoriteiten, die het schip naar open zee lieten slepen, met het gevolg dat de vervuiling zich nog meer verspreidde. Voor de bevolking, die voor een groot deel van visserij leeft, was de Prestige een grote ramp.
Galicische nationalistische terroristen lieten in 2003 enkele bommen ontploffen in de buurt van Spaanse doelwitten, onder meer kantoren van de Partido Popular. Bij de aanslagen vielen geen slachtoffers, er werd alleen materiële schade aangericht.
Voor de kust liggen de archipel van Cíes (bestaande uit de eilanden Faro, Monteagudo en het eiland van San Martiño), de archipel van Ons (bestaande uit de eilanden Ons en Onza), de archipel van Sálvora (bestaande uit Sálvora, Vionta en Sagres), en andere eilanden als Cortegada, Arousa, Sisargas en Malveiras. Een groot deel van de eilanden behoort tot beschermde natuurgebieden.
Het binnenland van Galicië wordt voor een groot deel gevormd door uitgestrekte bosgebieden. Elk jaar wordt Galicië getroffen door zware bosbranden.
Bevolking
Ondanks de hoge emigratiecijfers van de 20e eeuw is Galicië een van de dichtstbevolkte gebieden van Spanje.
De hoogste bevolkingsdichtheid vinden we in A Coruña (143 inw./km²) en Pontevedra (207 inw./km²). Het grootste deel van de bevolking leeft op het platteland, hoewel er in de laatste decennia sprake is van een trek naar de steden. De bevolking concentreert zich in de parochies, hetgeen een overblijfsel is van de kerkelijke hiërarchie die in de Middeleeuwen ontstond. De grootste stad is Vigo, met 293.642 inwoners (2018).
Een groot deel van de beroepsbevolking is werkzaam in de primaire sector: landbouw, veeteelt, visserij en bosbouw (In Ourense is dit 32% van de bevolking, in Lugo 43%).
Galicië had in 1920 1.980.000 inwoners, in 1950 2.604.000 en in het begin van de jaren negentig 2.720.500 inwoners.
In de 20e eeuw was er sprake van een grote emigratie. Alle Galicische provincies hadden gedurende de periode tussen 1946 en 1970 een negatief migratiecijfer.[1]
In de regio Galicië spreekt ongeveer 70% van de bevolking Galicisch. Deze taal is een variant van het Portugees, met wat invloeden van het Spaans. Bovendien wordt het Galego ook nog gesproken in een klein deel van Castilië en León, en in sommige delen van Zuid-Amerika (bijvoorbeeld in Buenos Aires in Argentinië). In totaal spreken ongeveer drie miljoen mensen Galicisch. De Spaanse staat erkent Galicisch als een van de vier officiële talen van Spanje (samen met Castiliaans, Catalaans en Baskisch).
Galicië is tot enkele jaren geleden[(sinds) wanneer?] een van de armste delen van West-Europa geweest. Aan het einde van de jaren zeventig begon een proces van modernisering en industrialisatie. Dankzij de toenemende verzelfstandiging kregen lokale industrieën toegang tot middelen die hen tot dan toe onthouden waren. De laatste jaren ontvangt Galicië regelmatig subsidies vanuit de Europese Unie. De melkproductie maakte in 2003 23% van de totale Spaanse melkproductie uit.[1]
De vissector is de grootste van Spanje en vissersboten uit Galicië bevissen de hele Atlantische oceaan. Ook de kweek van mosselen en andere schelpdieren is belangrijk. De laatste jaren speelt de kunstmatige productie van algen een steeds belangrijkere rol.
In de jaren tachtig en negentig ontstonden er in Galicië verscheidene grote multinationals, zoals de textielgigant Inditex, en de aannemersmaatschappij Fadesa. Een belangrijke werkverschaffer is ook de automobielindustrie met een grote fabriek van Citroën in Vigo.
Toerisme speelt een toenemende rol in de economie van Galicië. De regio is populair bij de Spanjaarden zelf, vooral bij diegenen die 's zomers de hitte willen ontvluchten.
Santiago de Compostela is een trekpleister voor zowel pelgrims als Spaanse- en buitenlandse toeristen.
Trivia
De Spaanse zanger Julio Iglesias bezingt de streek in zijn lied Un canto a Galicia uit 1972. Hoewel Iglesias in Madrid geboren is, zong hij de tekst toch in het Galicisch. Zijn vader kwam uit Ourense in Galicië. Het lied werd een wereldhit.
Bronnen, noten en/of referenties
Historia de Galicia, Ramón Villares Paz, 2004, Uitgeverij Galaxia, ISBN 84-8288-655-X