De familie van de schilder Fernand Khnopff had zowel Oostenrijkse als Portugese wortels, maar had zich reeds in de 18de eeuw in Brugge gevestigd. Zijn grootvader Joannes vervulde er de functie van substituut procureur des Konings[1] en zijn vader Edmond (ook: Edmundus) was er onderzoeksrechter.[2] Fernand bracht zijn vroege jeugd door in Brugge, maar verhuisde later met zijn ouders naar Brussel. De zomer brachten zij in het Ardeense dorpje Fosset (gemeente Sainte-Ode) door, waar Khnopff later vele landschappen zou schilderen.[3]
Tijdens een reis naar Parijs in 1877 onderging hij de invloed van Delacroix en in Engeland maakte hij kennis met de broederschap der Prerafaëlieten. Tijdens een bezoek aan het British Museum, raakte hij gefascineerd door een antiek bronzen hoofd van Hypnos, met een ontbrekende vleugel. Hij zou het herhaalde malen gebruiken in zijn schilderijen.
Tot zijn 42ste bleef hij bij zijn moeder (en model) Léonie wonen.
In 1908 huwde hij Marthe Worms, een weduwe met twee kinderen, waarvan hij zich drie jaar later liet scheiden.[5]
Zijn werk werd in literaire uitgaven van de Brusselse uitgever Edmond Deman als illustratie gebruikt.
Zijn zuster Marguerite, met wie hij een zeer intieme band had, was zijn favoriete model. Alle vrouwen in zijn schilderijen zijn naar haar gemodelleerd. Hij had erg te lijden onder haar huwelijk in 1890.
Fernand Khnopff ligt begraven op de begraafplaats van Laken.
Khnopff had een gesloten persoonlijkheid en was op zichzelf. Een bekende uitspraak van hem was "on n'a que soi" (men heeft slechts zichzelf). Toch werd zijn talent erkend tijdens zijn leven. Hij werd geëerd met de Leopoldsorde.
Villa Khnopff
Tot aan de bouw van zijn eigen woning, leefde Knopff in zijn ouderlijk huis. Zijn eerste atelier, dat hij gebruikte van de late jaren 1880 en 1890 bevindt zich op de St.-Bernardustraat 1, 1060 Sint-Gillis.
In 1900 ontwierp hij, geholpen door de Belgische architect Edouard Pelseneer (1870-1947) een esoterisch multi-functioneel gebouw dat dienst deed als woning en atelier. Maar het was ook een Gesammtkunstwerk, een tempel en een heiligdom. Zijn eigen woning als een schrijn gewijd aan het 'ik'. Het gebouw - Wedrennenlaan 41, 1050 Elsene - was voltooid in 1902.
De decoratie bestond enkel uit de kleuren wit, blauw en goud. Zwart werd gebruikt voor de deuren en ramen.[6]
Dit kunstenaarshuis werd in 1938 - met de toestemming van de erven - afgebroken.[7]
De woning overleeft wel nog via het huis van de co-archictect, de Villa Pelseneer aan de Winston Churchillaan 51, 1180 Ukkel.
Schilderstijl
De schilderijen van Fernand Khnopff behoren tot het symbolisme. Khnopffs meest bekende onderwerpen zijn :
De Belgische dichter Emile Verhaeren was vooral een liefhebber van zijn landschappen.[4]
Uit de meeste doeken spreekt een mysterieuze, bevreemdende sfeer. Zijn personages vertonen vaak androgyne trekken. Zijn meesterwerk is De liefkozing uit 1896, een afbeelding van Oedipus die zich tegen de sfinx aanvlijt.
In 2005 eindigde hij op nr. 102 tijdens de Vlaamse versie van de verkiezing van De Grootste Belg.
↑Stadsarchief Brugge, geboorteakte Marguerite Khnopff, 18.7.1864 (“juge d’instruction près le tribunal de première instance de l’arrondissement de Bruges”).
Emile VERHAEREN, Quelques notes sur l'oeuvre de Fernand Khnopff 1881-1887, Bruxelles, Editions Veuve Monnom, 1887.
Louis DUMONT-WILDEN, Fernand Khnopff, Librairie Nationale d'Art et d'Histoire, Bruxelles, G. Van Oest, 1907.
Michel DRAGUET, Khnopff ou l’ambigu poétique, Bruxelles, Crédit communal - Paris, Flammarion, 1995.
Michel DRAGUET, Khnopff 1858-1921 [Monografieën over Moderne Kunst], Brussel, Snoeck-Ducaju & Zoon/Gemeentekrediet, 1995.
Steven F. JOSEPH, Tristan SCHWILDEN & Marie-Christine CLAES, Khnopff Fernand, in Directory of Photographers in Belgium, 1839-1905, Rotterdam, Ed. De Vries; Antwerpen, Museum voor Fotografie, 1997.
Gisèle OLLINGER-ZINQUE, Fernand Khnopff et la Photographie, in: Art et Photographie, Brussel, 1980.
Gisèle OLLINGER-ZINQUE, Khnopff Fernand , in: Le Dictionnaire des Peintres belges du XIVe siècle à nos jours, Bruxelles, t. 1, 1994.