Coenraad Johannes van Houten (Amsterdam, 15 maart 1801 - Weesp, 27 mei 1887) was een Nederlandse scheikundige en chocolademaker die bekend is vanwege het alkaliseren van cacaomassa, de bewerking met alkalische zouten om de bittere smaak en astringentie te verminderen en de cacao beter wateroplosbaar te maken. Dit proces staat in het Engels tot op heden bekend als Dutch process of Dutching.
Vader en zoon van Houten
Coenraad van Houten was de zoon van Casparus van Houten (1770-1858) en Arnoldina Koster. In 1835 huwde Coenraad van Houten met Hermina van Houten (geen familie) uit Groningen. Casparus Johannes van Houten (1844 – 1901), begiftigd met een marketingtalent, was een zoon van hen. Coenraads vader opende in 1815 een cacaofabriek in Amsterdam, met een molen die door arbeiders werd aangedreven. In die tijd werden cacaobonen vermalen tot een fijne massa, die met melk kon worden gemengd om een chocoladedrank te maken of die in koekjes kon worden verwerkt.
Cacaopers
In 1828 octrooieerde Casparus van Houten Sr. (en niet zijn zoon, die meestal genoemd wordt)[1] een goedkope methode om het vet of cacaoboter uit geroosterde cacaobonen te persen. De kern van de boon bevat gemiddeld 54 procent cacaoboter. Van Houtens machine - een hydraulische pers - reduceerde het cacaobotergehalte met bijna de helft. Het resultaat was een "droge cake" die verpulverd kon worden tot cacaopoeder, de basis voor chocoladeproducten. De introductie van cacaopoeder vereenvoudigde niet alleen het maken van chocoladedranken, maar maakte het ook mogelijk om het poeder te combineren met suiker en het vervolgens opnieuw te mengen met cacaoboter om een vaste stof te creëren die al sterk leek op de huidige chocolade.
In 1838 verliep het patent, waardoor anderen konden voortbouwen op het succes van Van Houten. De Engelse chocolatier Fry & Sons produceerde in 1847 de misschien wel eerste chocoladereep. Latere ontwikkelingen waren in Zwitserland, waar Daniel Peter in 1875 melkchocolade introduceerde en Lindt maakte chocolade beter mengbaar door in 1879 het proces van concheren uit te vinden.
Alkaliseren
Coenraad Van Houten introduceerde een verbetering door het poeder te bewerken met alkalische zouten (kalium of natriumcarbonaat) waardoor de bittere smaak verwijderd werd en het poeder gemakkelijker met water kon mengen. Het eindproduct, ‘Hollandse’ chocolade, heeft een donkere kleur en een milde smaak.[2]
Gealkaliseerde of ‘Hollandse’ chocolade wordt algemeen erkend als superieur aan cacao die niet op deze manier is geproduceerd[3] en de combinatie van de uitvindingen door vader en zoon van Houten leidde tot de negentiende-eeuwse massaproductie en consumptie van chocolade.[4]
Latere carrière
In 1850 verhuisde Coenraad zijn productie van een molen in Leiden naar een fabriek in Weesp. Tegen die tijd exporteerde hij chocolade naar Engeland, Frankrijk en Duitsland.
Het bedrijf Van Houten werd in 1962 aan het Amerikaanse bedrijf W. R. Grace and Co. verkocht en de fabrieken in Weesp werden in 1971 gesloten. De merknaam Van Houten, die nog steeds in gebruik is, is sindsdien meerdere keren verkocht, in 1990 van de Duitse chocolademakerij Jacobs Suchard aan Philip Morris. Het was vervolgens eigendom van het chocolateriebedrijf Stollwerck en sinds 2002 van Barry Callebaut.[5]
Wetenswaardigheden
Goed is ’t om in ’t gebit van ’t schavot gekwakt/ te brullen:/ ‘Drinkt van Houtens cacao!‘ schreef Vladimir Majakovski in zijn gedicht, Een wolk in broek (1915).[6] "Drinkt Van Houten's Cacao" was de slagzin van Van Houten. Volgens sommige krantenberichten van die tijd zou Van Houten grote beloningen aan de families van Russische veroordeelden geven als die voor hun executie die slagzin zouden uitroepen. Majakovski geloofde dat en verwerkte het in het gedicht.[7]