De Canadese rus (Juncus canadensis) is een overblijvend kruid uit de russenfamilie (Juncaceae). De soort komt van nature voor in Zuidoost-Canada en het noordoosten van de Verenigde State en is vandaar uit verder verspreid naar Europa, Australië en Nieuw-Zeeland. Het aantal chromosomen is 2n=80.
De plant wordt 10 - 100 cm hoog. De rechtopgaande, gladde, 1 - 5 mm dikke stengel is hol onder de bloeiwijze en heeft op regelmatige afstanden tussenschotten. De bloeistengels hebben dwarsschotten. Aan de voet van de stengel zit één blad. Aan de stengel zitten twee, 7 - 22 mm lange en 1,2 - 3 mm brede bladeren. De kale bladeren zijn hol met op regelmatige afstand dwarse, niet doorboorde tussenschotten. De oortjes zijn 1 -1,2 mm lang.
De plant bloeit van juni tot in september met bruine bloemen, die met 3 - 10 mm brede hoofdjes een bloeiwijze vormen. De takken van de bloeiwijze staan schuin rechtop. In een hoofdje kunnen 5 - 50 bloemen zitten. De zes bloemdekbladen zijn spits of toegespitst. De binnenste bloemdekbladen zijn 2,9 - 4 mm lang en iets langer dan de buitenste. De bloem heeft drie meeldraden. De lengte van de helmhokjes is de helft van de lengte van de helmdraad. Het bovenstandige vruchtbeginsel heeft één stijl met drie draadvormige stempels. De plant is een windbestuiver.
De vrucht is een veelzadige, driehokkige, 3,3 - 4,5 mm lange doosvrucht. De 1,2 - 1,9 mm lange zaden zijn naar beide einden versmald. De buitenste zaadhuid zit los om de rest van het zaad en is aan beide uiteinden verlengd met een witachtig aanhangsel.
De Canadese rus komt voor in zure moerassen en aan de oevers van heideplassen.