De beeldhouwkunst is een van de klassieke disciplines binnen de beeldende kunsten: een beeldhouwer vervaardigt op ambachtelijke wijze een artistiek object in 3D.
Beeldhouwwerken zijn kunstobjecten die door een kunstenaar worden vervaardigd, die men beeldhouwer noemt. Naargelang de grondstof spreekt men van een steenhouwer of houtsnijder. Deze kunstenaars zijn echter zelden de scheppers van de grondstof, en werken meestal samen met een steengroeve of bronsgieterij, die verschillende afgietsels kan maken. Door hun weerbestendigheid kunnen kunstobjecten uit natuursteen en brons openbaar tentoongesteld worden, en zijn ze al eeuwenlang een dankbare grondstof voor het vervaardigen van openbare monumenten waaronder graftekens. Vaak worden in musea alles beeldhouwwerken in een afzonderlijke verzameling opgenomen, sommige musea zijn gespecialiseerd in beeldhouwkunst zoals het openluchtmuseum Middelheim.
Beelden, zoals installaties, kunnen van 'gemengde materialen' (de zogenaamde mixed media) gemaakt worden en van natuurlijke materialen, zoals takken, bladeren, bloemen, stuifmeel, mos, maar ook bloed, sperma, olie, voedingsstoffen, opgezette dieren …
Kunst voor sjamanistische handelingen, ter decoratie van gebruiksvoorwerpen, kleding en paardentuigen en als bijgiften in een graven van belangrijke personen. Scythen, Kelten, Germanen
De geïdealiseerde mens. Aanvankelijk strak, symmetrisch en bewegingloos. Nadien naast de naakte atleet ook de geklede gestalte, ook in brons gegoten of in terracotta.
Hellenisme: idealisme evolueert naar naturalisme.
Reliëfbeeldhouwkunst: voorstellingen van processies, gevechtstaferelen en godenbijeenkomsten in fries.
Het realistische portret en het historisch reliëf.
Portretbeeld in functie tot de gemeenschap, dat wil zeggen met machtssymbolen, uniform, toga. Vaak in een nis geaccentueerd
Historisch reliëf op triomfbogen, gedenkzuilen, monumenten of sarcofagen: historische en/of politieke werkelijkheid.
Romeinse en Byzantijnse voorbeelden worden aan de Germaanse ambachtelijkheid verbonden, waarbij men aldus de Karolingische renaissance beleeft: religieuze voorstellingen in edelsmeedwerk, ivoorsnijwerk en bronsgietwerk.
Toevoegen in de laat-renaissance van overdreven emotionele elementen aan de ratio van de voorafgaande hoogrenaissance, sinds 1520. Dit leidt tot verhoogd sensualisme.
Rede en klaarheid (Classicisme moeten plaats maken voor emotionele waarden (Jean-Jacques Rousseau). In Frankrijk: hartstochtelijke heldenverering en bijna revolutionaire vrijheidsdrang.
Niet-westerse beeldhouwkunst naar geografische herkomst
Afrika
In de koninkrijken Ife en Benin werd het gieten van brons ontwikkeld. Tussen de 11e en de 15e eeuw maakten de kunstenaars van de Ife-cultuur vooral hoofden van koningen. In het koninkrijk Benin tussen de 13e en 19e eeuw waren het vooral bronzen beelden. Onder andere de beelden gevonden bij Tada waarbij een bijzonder beeld in kleermakerszit gevonden is. Het beeld is nu in het Nationaal Museum in Lagos.
De oudste Afrikaanse beelden dateren uit het midden van het eerste Millennium voor Christus; de tijd van Nok-beschaving in het midden van Nigeria. Dit waren vooral terracotta hoofden. Afrikaanse kunst is bekend door zijn vele expressieve maskers.
Onder invloed van het hindoeïsme kwamen er veel beelden in de hindoetempels in India. Beelden van goden zoals Shiva, Vishnoe en Brahma worden nog steeds gemaakt volgens de oude tradities.
Ook het boeddhisme beïnvloedde de Indiase beeldhouwkunst. De eerste kunstenaars maakten nog geen Boeddhabeelden. Vanaf de 1e eeuw voor Christus gebeurde dit wel. Na het begin van de christelijke jaartelling werd het gemeengoed om Boeddha-voorstellingen te maken. Hierbij zijn voorbeelden bekend die duidelijk een hellenistische inspiratie lijken te hebben, maar ook voorbeelden waaruit een uniek Indiase beeldentaal spreekt. Hierbij lijkt sprake van een parallelle ontwikkeling.
De Chinese beeldhouwkunst bestaat vooral uit kleine voorwerpen zoals schalen van brons, begrafenisbeeldjes, aardewerk en porselein. Een bekend voorbeeld van monumentale Chinese beeldhouwkunst zijn de grote terracotta beelden de Xi'an-krijgers van het beroemde terracottaleger van Xi'an bij de graftombe van Qin Shi Huangdi, de eerste keizer van China.
Assyrische lammasu poort bewaker uit Khorsabad, ca 721–705 v. Chr.
Reeds de Assyriërs hadden monumentaal beeldhouwwerk en bas-reliëfs. Bekend zijn hun jachtscènes en voorstellingen van fabeldieren. De Babyloniërs maakten reliëfs in terracotta.
Alhoewel er gelijkenissen zijn tussen de Romeinse beeldhouwkunst en de Griekse zijn er verschillende kenmerken. In de klassieke Griekse kunst (voor het hellenisme) wordt de mens vaak geïdealiseerd weergegeven, terwijl de Romeinen meer streefden naar realisme. Net als de oude Grieken gebruikten de Romeinen zowel brons als marmer.
In de Romeinse wereld werden concrete burgers of keizers vaak afgebeeld met een hoge graad van realisme. Mannelijke figuren komen vaker voor dan vrouwelijke, alhoewel uit de periode van de Flavische keizers ook vrouwenportretten met een zeer geraffineerde weergave van het kapsel bewaard zijn.
Enkele beroemde sculpturen die historische figuren voorstellen:
Brutus de Oudere, brons, eerste kwart 3e eeuw voor Chr., Musei Capitolini, Rome.
keizer Commodus als Hercules, marmer, rond 185 na Chr., Musei Capitolini, Rome.
In de periode van het keizerrijk wordt architectuur en sculptuur gecombineerd in triomfbogen of zuilen. De bekendste triomfbogen zijn die van Titus, van Constantijn en van Septimus Severus op het Forum Romanum. Keizer Trajanus richtte te Rome een 30 meter hoge zuil op, versierd met reliëfs om zijn veldtochten tegen de Daciërs te vereeuwigen.
Soms is de Romeinse beeldhouwwerk schematisch of dient ze als decoratie. Als er goden worden afgebeeld is er vaak een centrale god die de lengte van een mens heeft en daarbij een klein kind, Eros de god van de liefde, die deze god trouw bijstaat.
Gotische beeldhouwkunst
In de 14e eeuw ontstonden zuilachtige beelden bij voorgevels van kathedralen.
Bekende voorbeelden zijn;
Heiligen bij de kathedraal van Chartres bij het portaal van de westgevel, wangsculpturen, vroeg-gotiek circa 1145-1155, bij het noordelijke portaal, wangsculpturen, circa 1204-1234 zg. hooggotiek kenmerken vroeg-gotisch: de sculpturen hebben de vorm van een kolom, de plooival in de kleding is romaans, de gezichten tonen individualiteit. Kenmerken hoog-gotisch: de figuren vertonen een grotere bewegingsvrijheid, er is sprake van een hoge individualiteit in de gezichten, de plooival van de kleding is meer realistisch.
‘’De Ridder van Bamberg’’, 1236 en de ‘’Stichters’’ circa 1249 bij de Kathedraal van Naumburg
‘’Maagd Maria en de heilige Elizabeth’’, 1260/circa 1252-1275 bij de kathedraal van Reims Sculpturengroep de Visitatie, het bezoek van Maria aan haar nicht Elisabeth aan de westfacade van de kathadraal. Hier is de klassieke sculptuur als voorbeeld gebruikt. De contra poste-houding en de klassieke plooival is hier aanwezig.Ook wel als gotisch classicisme aangeduid.
Kunstenaars in de 19e eeuw begonnen te werken voor openbare instellingen en kregen opdrachten van rijke middenstanders. Portretten en standbeelden werden populair.
Beeldhouwkunst in de twintigste eeuw
De twintigste eeuw kent tal van nieuwe ontwikkelingen: modernisme, popart, sociale plastiek, arte povera, land-art, plasticisme, postmodernisme, en andere. Bekende beeldende kunstenaars zijn:
Een aparte plaats wordt ingenomen door internationale beeldententoonstellingen in de open ruimte, bijvoorbeeld:
Sonsbeek, een zevenjaarlijkse manifestatie (reeds vanaf 1949 en daarmee de eerste in Europa), de laatste editie was Sonsbeek 2008 op diverse locaties in Arnhem en in Park Sonsbeek