De Republikeinse partij koos na vier stemronden tijdens de partijconventie voor een tweetal senatoren, dat het ticket vormde. Blaine, die zittend presidentChester Arthur versloeg, werd presidentskandidaat met John Logan als zijn running mate.
Naast Blaine en Cleveland bestond het veld uit nog een aantal minder belangrijke kandidaten.
De campagne stond met name in het teken van wederzijdse persoonlijke aanvallen. Blaine werd beschuldigd van het aannemen van steekpenningen, terwijl Cleveland, die als integer te boek stond, moest toegeven dat hij een buitenechtelijk kind had verwekt.
Tijdens de laatste fase van de campagne publiceerden de Democraten een toespraak van een medewerker van Blaines campagne, die anti-katholieke uitspraken had gedaan. Dit kostte Blaine veel Katholieke stemmen in New York en hij verloor de staat New York uiteindelijk met een miniem verschil.
Uitslag
Minder dan 60.000 stemmen verschil tussen de twee kandidaten (uit meer dan 10 miljoen uitgebrachte stemmen) uitte zich in het kiescollege in een enigszins ruimere overwinning voor de Democratische kandidaat. Cleveland won 219 kiesmannen tegenover 182 voor Blaine. Cleveland werd hiermee de eerste Democraat sinds 1856, die in het Witte Huis werd verkozen.