De botanische naam Adonis is een verwijzing naar de Griekse god Adonis. Volgens de legende kleurden het bloed en de tranen van zijn geliefde, Aphrodite, de bloemen rood toen ze zijn overlijden vernam. De naam verwijst dan ook vooral naar de roodgekleurde soorten, zoals de zomeradonis, de herfstadonis en het kooltje-vuur.
De bloemen zijn groot, alleenstaand aan het einde van de bloemstengel, opgericht, radiaal symmetrisch, en zonder schutbladen. De vijf tot acht vrijstaande kelkbladen zijn groen en tot 22 mm lang. De drie tot vierentwintig eveneens vrijstaande kroonbladen zijn tot 35 mm lang, meestal rood of geel gekleurd, zelden wit, vaak met donkere strepen of aan de onderzijde donker gekleurd. Honingklieren ontbreken. De bloem bezit vijftien tot tachtig geel gekleurde vruchtbare meeldraden met dunne helmdraden, en twintig tot honderd in spiralen gerangschikte, vrijstaande bovenstandige vruchtbeginsels met elk een zaadknop en een stijl die eindigt in een typische, kleine stempel.
Na de bloei wordt een tot 4 cm lang, cilindrisch hoofdje met tientallen spiraalsgewijs ingeplante, kogelvormige dopvruchtjes gevormd, waaraan de stijl herkenbaar is als een recht of haakvormig gekromd aanhangseltje.
Soorten
Het geslacht telt een dertigtal soorten, waaronder: