Kort na 1100 stichtte graaf Albert van Ravenstein met zijn echtgenote Bertha op de grond van de burcht Elchingen bij Neu-Ulm een benedictijnerklooster.
In 1225 wordt het klooster van de paus gesteld. De voogdij over het klooster op de linkeroever van de Donau komt aan de rijksstad Ulm en op de rechteroever aan het markgraafschap Burgau.
In 1484/95 wordt het klooster tot vrij rijkssticht verheven.