Voor het gebruik in computersystemen staan Ž en ž respectievelijk op Unicode codepunten U+017D en U+017E. Op Windowscomputers kan de letter ook getypt worden met de respectievelijke toetsencombinaties Alt+0142 en Alt+0158.
Behalve in het Estisch en Turkmeense alfabet is de Ž de laatste letter van het alfabet van de taal waarin deze gebruikt wordt.
Oorsprong
Het symbool stamt af van het 15e-eeuwse Tsjechische alfabet zoals dit was geïntroduceerd door de hervormingen van Jan Hus. Het wordt ook gebruikt in de nauw verwante Slovaakse alfabet.
Vanuit het Tsjechisch werd de letter in 1830 door Ljudevit Gaj in het Kroatische alfabet overgenomen, en later in het Slovaakse alfabet, het Sloveense alfabet en het Bosnische alfabet. Daarnaast komt hij ook voor in de spelling van de Baltische talen, sommige Oeraalse talen en andere talen.
Gebruik
Slavische talen
Zie Slavische talen voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
De Ž is de 42e letter van het Tsjechische alfabet, de 46e letter van het Slovaakse alfabet, de 25e letter van het Sloveense alfabet, en de 30e letter van het Kroatische en het Bosnische alfabet. Daarnaast wordt hij ook in het Sorbisch gebruikt.
Ž is de 20e letter van het Estische alfabet (waarin deze wordt gebruikt in leenwoorden) en de 29e letter van het Noord-Samische alfabet. Af en toe komt de letter ook voor van het Fins, bij bijvoorbeeld de leenwoorden džonkki en maharadža. Daar heeft de letter geen aparte plaats in het alfabet, maar wordt hij gezien als een variant van de Z.
In het Fins en het Estisch mag de Ž door zh vervangen worden als het technisch niet mogelijk is een haček op de Z te zetten.[1]