Synoniemen zijn Echium violaceum L., Echium sennenii Pau, Echium plantaginoides Roem. & Schult., Echium murale Hill, Echium maritimum Willd. en Echium latifolium Bubani
De naam Echium is afgeleid van het Oudgriekse woord ἔχις (echis) = adder of gifslang. Zie daarvoor het artikel over Echium. De soortaanduidingplantagineum komt van het Latijn en betekent 'lijkend op Plantago', naar de gelijkenis van de grondbladeren met die van de weegbree.
De bloeiwijze is een ijle, rechtopstaande tros met enkele grote, trechtervormige bloemen. De kelklobben zijn lijnlancetvormig, een vierde tot een derde van de kroon. De kroon is tot 3 cm lang, trechtervormig, zygomorf of bilateraal symmetrisch, fel blauwpaars gekleurd, enkel behaard op de nerven. Er zijn vijf meeldraden, waarvan twee langer dan de bloemkroon, met onbehaarde helmdraden.
De plant bloeit van april tot juli.
Habitat en verspreiding
De plant groeit op zonnige of licht beschaduwde plaatsen op zandige ruderale terreinen, wegbermen, in garrigue, op graslanden en op rotsige hellingen, vooral in de buurt van de kust.
De plant bevat giftige pyrrolizidine-alkaloïden die zich opstapelen in de lever.[1] In grote hoeveelheden kan het bij vee en vooral bij paarden tot gewichtsverlies en zelfs tot de dood leiden.[2] Het kan irritatie veroorzaken aan de uiers van melkvee en ook op de menselijke huid. Omdat de gifstoffen ook in de nectar van de plant voorkomen, moet de honing ervan gemengd worden met die van andere planten om een te hoge concentratie van de actieve stof te vermijden.