Waldemar werd in 1326 op elfjarige leeftijd door zijn oom en voogd Gerard II van Holstein in de plaats van Christoffel II op de Deense troon gezet. Daarmee werd Gerard III praktisch de regent over Denemarken. Daarvoor liet hij zich met het hertogdom Sleeswijk belenen. Omstreeks 1329 deed Waldemar afstand van de Deense kroon, omdat hij zich tegen zijn tegenstanders Christoffel II en Johan van Plön niet meer verdedigen kon. Christoffel II's jongste zoon Waldemar (IV) Atterdag volgde zijn vader, na een interregnum van acht jaar, op als koning, na de moord op Gerard III in 1340.