De bewezen stamreeks begint met mr. Aert van der Goes (†1545), die landsadvocaat (raadpensionaris) van Holland was, en mogelijk zoon van Witte van der Goes, vermeld in 1490 als Magister te Leuven.[1] Zijn nazaten behoorden tot de regenten van Delft.
Bij Souverein Besluit van 28 augustus 1814 werd een afstammeling benoemd in de ridderschap. In datzelfde jaar werd aan een lid van het geslacht de titel van baron bij eerstgeboorte verleend, in 1874 gevolgd door de verlening van de titel van baron op allen; deze laatste tak is in 1973 uitgestorven. Voor andere leden van het geslacht volgde verheffing in de Nederlandse adel tussen 1825 en 1930.
A. van der Goes, Het geslacht Van der Goes en hun wederwaardigheden. Lanaken-Smeermaas, 1995.
Noot
↑De redactie van het Nederland's Adelsboek (1993) vermeldt de vader tussen vierkante haken, daarmee aangevend dat er geen onomstotelijk schriftelijk bewijs is; Van der Goes (1995) volgt deze zienswijze niet, en vermeldt zelfs een andere vader, namelijk Pieter van der Goes, schepen van 's-Gravenhage in 1467.