Het transept (van het Franstranche, snede en het Latijnsaepta, omheining), kruisarm, kruisbeuk, dwarsbeuk of dwarsschip is oorspronkelijk een onderdeel van een romaanse of gotischekathedraal, maar komt ook bij latere bouwstijlen voor.
De plattegrond van een gotische kerk heeft altijd de vorm van een kruis. Dit kruis bestaat uit een lange ruimte (het schip, vóór het transept), met aan het verste einde het koor, achter het transept, waar zich het hoofdaltaar bevindt en dat meestal naar het oosten is gericht (als gevolg van de zonsopkomst komt het altaar het mooist in het (ochtend) zonlicht te staan). Het transept staat dus haaks op het schip en is meestal noord-zuid georiënteerd. Het bestaat uit drie delen: de beide zijarmen en de kruising. Aan het uiteinde van de beide armen bevindt zich de transeptsluiting.
Meestal is het transept eenbeukig. Soms zijn ook de beide dwarsarmen van het transept met een apsis afgesloten (de drie-apsidenaanleg). In geval van een dubbel koor (de plattegrond bezit zowel aan de oost- als aan de westzijde een koor) kunnen zowel aan de oost- als aan de westzijde transepten voorkomen (de dubbelkruisvormige aanleg).
Bij sommige later gebouwde kerken is het transept even lang als het schip; dit is centraalbouw. Een voorbeeld van centraalbouw is de kerk van Maassluis.