T-helpercellen (kortweg Th) of CD4+ cellen zijn een vorm van witte bloedcellen die een belangrijke rol spelen in het immuunsysteem. T-helpercellen geven verschillende soorten cytokinen af die andere witte bloedcellen reguleren. Bepaalde cytokinen stimuleren bijvoorbeeld de werking van cytotoxischeT-cellen. Onder invloed van cytokinen ontwikkelen ook specifieke B-lymfocyten zich tot antilichaamproducerende plasmacellen.
Er zijn twee soorten T-helpercellen:
Th1-cellen scheiden onder andere de immunomodulatoren IL-2, IFN-gamma en TNF-beta uit. Deze zijn betrokken bij de vertraagde overgevoeligheid, de activatie van macrofagen en synthese van IgG2-antilichamen. Th1-cellen spelen een belangrijke rol bij het activeren van macrofagen en de productie van B-geheugencellen.
Th2-cellen scheiden de immunomodulatoren IL-4, IL-5 en IL-13 uit. De Th2-cellen zijn direct verantwoordelijk voor het differentiëren van naïeve B-cellen in plasmacellen die antilichamen uitscheiden, waaronder IgE. Een teveel aan vrijkomend IgE maakt deel uit van een allergische reactie.
De immuunrespons door Th1-cellen wordt celgemedieerde immuniteit genoemd, terwijl die volgens Th2 humorale immuniteit wordt genoemd
De T-helpercel 1 (Th1) is vooral aanwezig bij een infectie, de T-helpercel 2 (Th2) vooral bij een allergie. Bij allergie ziet men in de verhouding Th1 en Th-2 een duidelijke verschuiving naar Th2. Bij immunotherapie (desensibilisatie) is er een daling van Th2-cellen en een stijging van Th1-cellen (die IgG-productie stimuleren).
Werking activatie
Op de T-helpercellen komen oppervlakte-receptoren voor. Zo zijn er bij alle T-cellen CD3-moleculen aanwezig. Typisch voor T-helpercellen zijn echter de CD4-moleculen. CD4 komt voor op ongeveer 60% van de mature T-cellen. Deze worden ook CD4+ T-helpercellen genoemd.
Voor de activatie van de T-cel moet er nog een secundair signaal zijn. Dit signaal bestaat uit het binden van CD40 op de antigeen presenterende cel (APC) met CD154(CD40L) op de T-cel. Hierdoor wordt het B7-eiwit aangemaakt op de antigeen presenterende cel. Dat eiwit gaat op zijn beurt weer binden op het CD28-eiwit op de T-cel. Bij afwezigheid van een van deze signalen gaat de T-cel in apoptose of wordt ze niet geactiveerd.
Rol bij ziekte
Het HIV-virus vernietigt specifiek CD4+ cellen, zodat het immuunsysteem niet langer in staat is om virussen en bacteriën onschadelijk te maken.
CD4+ T-cellen spelen ook een belangrijke rol bij het moduleren van de immuunrespons tegen tumorcellen. Wanneer T-helper cellen door het HIV-virus zijn uitgeschakeld dan neemt de kans op het ontwikkelen van Kaposi sarcoom of andere vormen van kanker aanzienlijk toe.
Er zijn ook zeldzame genetische ziektes die hetzelfde effect hebben op de T-helpercellen.