De schelmenroman is een literair genre dat in Spanje ontstond in de 16e en 17e eeuw als een subtype van de roman. Schelmenromans worden ook picareske romans genoemd (naar het Spaanse picaro, dat schelm betekent).
Beschrijving
Een schelmenroman brengt het verhaal van een sociale verschoppeling van zijn geboorte en kindertijd tot zijn jonge volwassenheid.[1] De schelm, die meestal als ik-verteller optreedt, is soms een wees en altijd iemand die zonder de bescherming van een normale gezinssituatie opgroeit. Hij verhuist meermaals en komt van de ene in de andere situatie terecht, wat het verhaal een episodisch karakter geeft. De schelm is gewiekst; zijn opeenvolgende werkgevers is hij vaak te slim af. Ondanks zijn kwajongensstreken heeft hij een goed hart. In dit genre krijgt men een scherpere kijk op het leven, de zeden en de leefgewoonten van een bepaalde tijd.
De twintigste eeuw kende een opleving van het genre, met boeken als Die Blechtrommel (1959) van Günter Grass en verscheidene romans van Erica Jong. Het wordt dan neopicareske verhaalkunst genoemd.