Jocqué studeerde in 1969 af aan de Universiteit Gent als licentiaat in de dierkunde met een thesis over plankton in vijvers nabij Oostende. Hij promoveerde in 1981 tot doctor in de biologie aan de Universiteit Gent op basis van een proefschrift getiteld "Verspreidings- en activiteits- en groeipatronen bij spinnen (Araneida) met speciale aandacht voor de arachnofauna van de Kalmthoutse Heide." Zijn promotor was prof. Jan Hublé. Hij werkte sinds 1970 ter voorbereiding van dit proefschrift in het laboratorium voor Oecologie der Dieren, Zoögeografie en Natuurbehoud van Hublé, waar hij vanaf oktober 1971 pionierswerk verrichtte door als eerste in een Belgische universitaire onderzoeksinstelling de arachnofauna te bestuderen, een studie tweemaal onderbroken door missies voor de FAO, eenmaal van 1974 tot 1976 in Ivoorkust en eenmaal van 1977 tot 1978 in Malawi.
Jocqué was eveneens van 1978 tot 2011 professioneel verbonden aan het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika te Tervuren, initieel als attaché, sinds 1985 en tot zijn pensioen als curator en verantwoordelijke voor het departement ongewervelde niet-insecten, en als zoöloog gespecialiseerd in de Afrotropische arachnofauna. Hij was een van de stichtende leden was van de African Arachnological Society. In zijn professionele loopbaan inventariseerde hij 14.000 spinnen van over de gehele wereld. Jocqué is tevens secretaris van Arabel, de Belgische Arachnologische Vereniging waarvan hij in 1976 een van de mede-oprichters was. Jocqué bleef ook na zijn officieel pensioen actief binnen het museum te Tervuren.
Voor zijn werkzaamheden voor de Afrikaanse arachnologie, werd hij in 2005 gelauwerd met de Lawrence Certification of Merit for Advancement of Arachnology in Africa.