Leden van de oudere tak van het geslacht Philipse woonden in het begin van de 18de eeuw in Middelburg. Johan Philipse (1736-1802) was van beroep meester-glazenmaker en bekleedde diverse bestuurlijke ambten. Zo was hij regent en boekhouder van het tuchthuis in Middelburg en kapitein van de burgerij.[1] Zijn oudste zoon Gerardus Jacobus (1759-1802) was griffier van de Weeskamer, vrederechter en lid van Provinciale Staten van Zeeland. Zijn andere zoon, Anthoni Willem (1766-1845) werd president van de Hoge Raad der Nederlanden in Den Haag. Hun neef Stephanus François (1764-1787) was in dienst van de Oostindische Compagnie en voer op Batavia en Bengalen.
Leden van de jongere tak hebben alleen maar in Middelburg gewoond. Begin 18de eeuw woont er ene Evert Philipse (1734-1799), die meester-timmerman is. Hij kreeg zes kinderen. Zijn zoon Jacobus werd stadsomroeper. Twee dochters trouwden in Middelburg. Jacobus (1761-1802) kreeg elf kinderen, van wie drie dochters de volwassen leeftijd bereikten en twee in Middelburg in het huwelijk traden.
Het familiewapen
De kleuren van het familiewapen zijn goud en rood. In een gouden veld bevindt zich een rode lage keper met drie rode 'Tudor' rozen. Er zijn lakafdrukken uit de 18de eeuw gevonden.
Trivia
In de 20ste eeuw is er driemaal een huwelijk geweest tussen een Philipse en een Bentinck: Coba Philipse trouwde in 1900 met A.G.W. baron Bentinck van Schoonheten. Anna Philipse (zuster van Willy Philipse) trouwde met S.P. baron Bentinck (burgemeester van Soest van 1946-1972). Juul Philipse (derde zoon van ambassadeur A.H. Philipse) trouwde in 1963 met Elisabeth A.M. barones Bentinck.