Paul Hindemith studeerde viool aan het Dr. Hoch’s Konservatorium van Frankfurt, en speelde vervolgens van 1915 tot 1923 in de opera van Frankfurt. Van 1921 tot 1929 was hij altviolist in het Amar Quartet, waar hij actief pleitte voor de muziek van zijn tijd. In 1927 werd hij benoemd tot leraar compositie aan de Hochschule der Künste van Berlijn.
Op 15 mei 1924 trouwde Hindemith met de actrice en zangeres Gertrud (Johanna Gertrude) Rottenberg (1900–1967), die van gedeeltelijk Joodse afkomst was. Hun huwelijk bleef kinderloos.
De relatie van de nazi's met de muziek van Hindemith was ingewikkeld. Sommigen veroordeelden zijn muziek als "gedegenereerd" (grotendeels gebaseerd op zijn vroege, seksueel geladen opera's zoals Sancta Susanna).[1] Met name de Duitse minister van Propaganda Joseph Goebbels hekelde Hindemith als een "atonale herriemaker".[2] Componist Wilhelm Furtwängler probeerde Hindemith echter te verdedigen. De controverse rond zijn werk duurde voort gedurende de jaren dertig, waarbij Hindemith uit de gratie raakte bij de nazi's. De nazi's verboden zijn muziek in oktober 1936.
In de jaren dertig bezocht Hindemith verschillende keren Caïro en ook Ankara. Hij accepteerde een uitnodiging van de Turkse regering om toezicht te houden op de oprichting van een staatsconservatorium in Ankara in 1935, nadat Goebbels hem onder druk had gezet om verlof voor onbepaalde tijd aan te vragen bij de Berlijnse Academie.[1] In Turkije was hij de leidende figuur bij de creatie van een nieuwe muziekpedagogiek als onderdeel van het hervormingsbeleid van de toenmalige president Mustafa Kemal Atatürk. Hindemith leidde de reorganisatie van het Turkse muziekonderwijs. Hij bleef niet zo lang in Turkije, maar hij had grote invloed op het Turkse muziekleven; het Staatsconservatorium van Ankara heeft veel aan zijn inspanningen te danken. Jonge Turkse musici beschouwden Hindemith als een "echte meester". Bij zijn vertrek uit Turkije werd Hindemith opgevolgd door Eduard Zuckmayer.[2]
In 1938 vertrok hij naar Zwitserland om daar te doceren aan een Zwitserse universiteit. Hij vertrok naar de Verenigde Staten, waar hij les gaf aan de Yale-universiteit, als leraar compositie, van 1940 tot 1953. Hij verkreeg in 1948 de Amerikaanse nationaliteit. Later keerde hij terug naar Europa. Hij vestigde zich in Zwitserland en gaf er van 1951 tot 1953 les aan de universiteit van Zürich. Hindemith was verder vooral beroemd als bespeler van de altviool. Voor dit instrument componeerde hij verschillende concerti, waaronder Der Schwanendreher, sonates en andere werken.
Zijn ritmiek, door hem "Motorik" genoemd - een samenstelling van Motor en Musik, is doordringend en soms ook wel kwellend. Ze geeft de echo weer van de komst van de industrialisatie en de motor, aangezien Hindemith sentimentaliteit, psychologie, persoonlijkheid tegenstaat. Zo creëert Hindemith tussen snerpende muziek en neoklassieke muziek een heel persoonlijke muziek (Gebrauchsmusik, muziek met vaak een sociaal of politiek doel).
Zijn oeuvre is heel uitgebreid, bevat meer dan honderd composities en raakt alle genres aan. Hoewel hij een vurig verdediger van eigentijdse muziek was, voelde hij zich nooit aangetrokken tot de dodecafonie. Hij heeft ook verschillende theoretische werken geschreven, waaronder Unterweisung im Tonsatz uit 1937, waarin Hindemith diverse 'systemen' aanbiedt waarin hij de spanning van intervallen, harmonie en melodiek analyseert en tot componeertechniek verheft.
Ferdinand Lion naar de vertelling "Das Fräulein von Scudéri" van E.T.A. Hoffmann; nieuwe versie: van de componist in navolging van het libretto van Ferdinand Lion
Six Chansons for four part Chorus of mixed voices on original french poems by Rainer Maria Rilke: 1. La Biche, 2. Un Cygne, 3. Puisque tous passe, 4. Printemps, 5. En hiver, 6. Verger, 1939
Old Irish Air, voor koor, harp en strijkers, 1940;
A song of Music, 1941;
When Lilacs last in the door-yard Bloom'd: Requiem for those we love (tekst van Walt Whitman), 1946;
Ite, angeli veloces, cantate in 3 delen: 1. Chant de triomphe du roi David (Psalm xvii), 2. Custos quid de nocte, 3. Cantique de l'espérance, 1952-1933;
Das Marienleben (tekst van Rainer Maria Rilke), voor sopraan en orkest, 1938-59;
Mainzer Umzug, 1962
Kamermuziek
Solosonates voor altviool, viool, cello, contrabas, fluit, harp;
Strijkkwartetten (7) en losse werken voor strijkkwartet;
Kwintetten, septet, octet voor uiteenlopende bezettingen.
Kammermusik Nr. 4, voor blazerskwintet, op. 36 Nr. 3 (1925)
Breite, majestätische Halbe
Sehr lebhaft
Nachstück
Lebhafte Viertel
So schnell wie möglich
Orgelmuziek
Sonate nr.1
Sonate nr.2
Sonate nr.3
Pianomuziek
In einer Nacht opus 15, 1917-1919: 13 stukken en een finale met dubbelfuga
Tanzstücke opus 19, 1920
Suite “1922” opus 26: Marsch (Luft-Akt), Shimmy, Nachtstück, Boston, Ragtime
Klaviermusik opus 37 I & II, 1927:
I Übung in drei Stücken 1925
II Reihe kleiner Stücke 1927
Kleine Klaviermusik opus 45, 1929: 12 eenvoudige vijftoonsstukken
Wir bauen eine Stadt, 1931: 6 stukken bij Robert Seitz’ tekst voor kindertheater
Drei Sonaten, 1936
Sonate nr.1 in A “Der Main”
Sonate nr.2 in G
Sonate nr.3 in Bes
Variationen, 1936
Ludus tonalis, 1942: Praeludium, 12 fuga’s met interludia, en postludium
Registraties
De meeste orkestwerken van Hindemith zijn verkrijgbaar op het Duitse cd-label CPO.
Enkele expressionistische werken, zoals de vroege korte opera’s en de latere opera’s zijn op uitstekende en zeer goed gedocumenteerde wijze op cd verkrijgbaar van het Duitse cd-label Wergo.
Een tijd lang is de gerenommeerde uitvoering van de opera Cardillac, met in de hoofdrol Dietrich Fischer-Dieskau, op het Duitse label Deutsche Grammophon verkrijgbaar geweest.