Ribonucleïnezuur of RNA is een nucleïnezuur waarin de suiker ribose voorkomt. Het speelt een grote rol bij het overbrengen van genetische informatie van het desoxyribonucleïnezuur (DNA) naar de ribosomen. Op basis van de genetische informatie kunnen proteïnen gemaakt worden. Er zijn drie types van RNA afhankelijk van hun functie: tRNA (transfer), mRNA (messenger) en rRNA (ribosomaal).
Desoxyribonucleïnezuur
Zie DNA (biologie) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
In desoxyribonucleïnezuur (DNA) vervult de suiker desoxyribose de functie van ribose in RNA. DNA komt voor in alle levende organismen en bevat de erfelijke informatie van het organisme. De DNA-segmenten die genetische informatie bevatten worden genen genoemd. Andere delen hebben een structureel doel of spelen een rol bij de transcriptie van de genetische informatie.
Opbouw
Nucleobasen
Zie Nucleobase voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Nucleobasen zijn complementair en vormen basenparen. De binding tussen cytosine en guanine heeft drie waterstofbruggen (C≡G), terwijl het adenine-thymine-paar twee waterstofbruggen vormt (A=T). Volgende paren zijn mogelijk:
cytosine-guanine (C≡G) (bij DNA en RNA)
adenine-thymine (A=T) (bij DNA)
adenine-uracil (A=U) (bij RNA)
Nucleosiden
Zie Nucleoside voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Nucleosiden zijn glycosylaminen die gevormd worden doordat een nucleobase met een ribose of desoxyribose suikerring bindt. De naam van nucleosiden die voorkomen in DNA en RNA worden afgeleid van hun nucleobase. De nucleosiden die voorkomen in DNA en RNA zijn cytidine, uridine, adenosine, guanosine en thymidine. Nucleoside-analoga zoals acyclovir, kunnen worden gebruikt als antiviraal middel.
Nucleotiden
Zie Nucleotide voor het hoofdartikel over dit onderwerp.