Het Museum Wiesbaden is een van de drie musea van de Duitse deelstaat Hessen. Het is gelegen aan de Wilhelmstraße in Wiesbaden. Het museum beschikt over een kunstcollectie, die een belangrijke collectie werk van Jawlensky omvat, en een natuurhistorische collectie.
Geschiedenis
De stichting van het museum gaat terug tot 1814/1815, toen Johann Wolfgang von Goethe in Wiesbaden kuurde. Hij haalde de Frankfurter verzamelaar Johann Isaac Freiherr von Gerning ertoe over zijn omvangrijke collectie kunstvoorwerpen, oudheden en natuurhistorische objecten tegen een lijfrente aan het hertogdom Nassau uit te lenen. De collecties, beheerd door de Verein fürNassauische Altertumskunde und Geschichtsforschung, de Nassauische Verein für Naturkunde en de Nassauische Kunstverein, werden vanaf in 1821 ondergebracht in het Erbprinzenpalais, waar thans de Kamer van Koophandel is gehuisvest.
Door uitbreiding van de verzamelingen en door geregelde aankopen werd het pand reeds midden negentiende eeuw te klein en werd de roep om nieuwbouw sterker. In 1913 werd de eerste steen gelegd voor een (groter) nieuwbouwpand met drie hoofdvleugels, naar een ontwerp van architect Theodor Fischer. Als eerste werd in 1915 een nieuwe Gemäldegalerie geopend, in hetzelfde jaar gevolgd door de voltooiing van de natuurhistorische afdeling, die evenwel door de Eerste Wereldoorlog pas in 1920 voor het publiek werd heropend, tegelijk met de oudheidkundige collectie van het hertogdom Nassau.
In 1973 kwamen de drie collecties in het bezit van de deelstaat Hessen en om in het Museum Wiesbaden te worden herenigd. Van 1994 tot 2009 werden de gebouwen, ook inwendig, grondig gerenoveerd en uitgebreid. In 2010 ging de oudheidkundige verzameling over naar de stad Wiesbaden en daarmee naar het stedelijk museum (Stadtmuseum).
Kunstverzameling (Kunstsammlung)
De kunstcollectie van het museum is een van de belangrijkste van Duitsland en omvat voornamelijk kunstwerken uit de negentiende en de twintigste eeuw.
De collectie werken van Alexej von Jawlensky is na die van het Norton Simon Museum in Pasadena in de Verenigde Staten de grootste verzameling werken van deze kunstenaar, die de laatste twintig jaar van zijn leven in Wiesbaden doorbracht. Het museum bezit 57 schilderijen en 35 grafische werken, waaronder Stillleben mit Krug und Buch (rond 1902), Dame mit Fächer (1909), Nikita (1910), Zelfportret (1912) en in de series Variationen (Von Frühling, Glück und Sonne/ 1917), Abstrakten Köpfen (Kopf in Rot-Weiss-Gold/ 1927) en Meditationen (Mein Geist wird weiterleben/ 1935). Van de stillevens: Stillleben mit schwarzer Vase (1910) en van de landschappen: Blaue Berge (1912). De grafiekcollectie omvat onder andere de lithografie Liegender weiblicher Akt en tekeningen als Konstantinowka mit geneigtem Kopf, beide uit 1912. De collectie werd in 1987 nog vergroot met de collectie Hanna Bekker vom Rath, bestaande uit elf schilderijen en drie tekeningen, waaronder Bildnis Marianne von Werefkin uit 1906.
Andere expressionisten en de collectie Hanna Bekker vom Rath
Al voor de Tweede Wereldoorlog had het museum een belangrijke verzameling expressionisten bezeten. Met de confiscatie door de nationaalsocialisten gedurende de actie Entartete Kunst verdwenen vele werken van de modernen, zodat het museum na de oorlog opnieuw moest beginnen. Nieuw aangeschaft werden werken van Paula Modersohn-Becker, Otto Mueller (Liebespaar/ 1925), Emil Nolde, Walter Jacob, Conrad Felixmüller (Familienbildnis Kirchhoff/ 1920), Josef Eberz, Karl Hofer en vooral van Jawlensky's levensgezellin Marianne von Werefkin (Schindelfabrik/ rond 1910). Een mijlpaal in de geschiedenis van de Kunstsammlung was de verwerving van een groot deel van de collectie Hanna Bekker vom Rath. Behalve de werken van Alexej von Jawlensky kreeg het museum nog 16 andere werken van de klassiek-modernen in bezit: grafiek van Wassily Kandinsky en August Macke evenals schilderijen van Ernst Ludwig Kirchner, Erich Heckel (Maske vor Buschbockfell/ 1913), Adolf Hölzel, Ida Kerkovius, Willi Baumeister, Ernst Wilhelm Nay, Karl Schmidt-Rottluff (5 schilderijen waaronder Selbstbildnis/ 1919) en Max Beckmann (2 schilderijen waaronder het beroemde Weibliche Akt mit Hund (1927).
Kunst na 1945
De Kunstsammlung behoort op het gebied van kunst na 1945 tot de belangrijke musea van Duitsland.
Kunst uit de jaren veertig en vijftig: Ernst Wilhelm Nay (Afrikanisch/ 1954), Willi Baumeister, Max Ackermann, Rolf Cavael, Fritz Winter en Otto Ritschl (Komposition/ 1955).
Abstracte kunst: Rupprecht Geiger, Ulrich Erben, Bruno Erdmann en Gotthard Graubner.
In de kunstverzameling van Museum Wiesbaden spelen beeldhouwwerken een kleine rol. Genoemd kunnen worden: Aristide Maillol (Badende) en van Duitse beeldhouwers Max Klinger (Bildnisbüste Friedrich Nietzsche/ rond 1910), Georg Kolbe, Wilhelm Lehmbruck en Ernst Barlach (Der Tod/ 1925).
Het oorspronkelijk zelfstandige Naturkundemuseum in Wiesbaden werd in 1829 samengevoegd met de Nassauischer Verein für Naturkunde. Het begin van de negentiende eeuw werd gekenmerkt door de industrialisatie en grote natuurwetenschappelijke ontdekkingen, hetgeen leidde tot de wens over een instituut te beschikken waar de bevolking voorlichting kon krijgen en onderzoek kon worden uitgevoerd.