Het luminisme legt, door een optische mengeling van kleuren, de nadruk op sterke lichteffecten en heeft veel overeenkomsten met het pointillisme. De werken vertoonden door hun nauwkeurige tekeningen en de opbouw van de composities de academische vorming van de kunstenaars. De kunst benadert hier de wetenschap door de bijna mathematische benadering van de picturale techniek.
Er was een voorkeur voor Vlaamse landschappen (met of zonder figuren), in het bijzonder de Leiestreek (tussen Deinze en Gent), waar Emile Claus woonde. Zijn villa "Zonneschijn" werd een aantrekkingspunt voor andere schilders, ook uit Frankrijk, de Verenigde Staten en zelfs Japan. Toen hun werken in latere jaren bestempeld werden als "academisch impressionisme", begon een aantal onder deze kunstenaars een nieuwe richting te beoefenen die zou bekend worden als het Vlaamse expressionisme.
De uitdrukking "luminisme" werd vanaf 1910 ook toegepast in Nederland op de latere fase van het Nederlands impressionisme, dat in feite stilistisch verwant is met het Franse fauvisme en het Duitse expressionisme. Het werd beoefend door onder anderen Jan Sluijters, Leo Gestel, Piet Mondriaan en Jan Toorop.
Ander gebruik van de term
De term "luminisme" beschrijft ook het schilderen van landschappen in het midden van de 19de eeuw in de Verenigde Staten. Hierbij werd er geëxperimenteerd met effecten van licht en lucht.
Luminisme is eveneens een alternatieve uitdrukking voor lichtkunst, een kunstvorm vanaf de jaren 1960 waarbij er kunstlicht werd gebruikt, in het bijzonder fluorescerend licht, neonlicht, lasers en holografie.