Leroy (met de klemtoon op de laatste lettergreep) werd geboren in een familie van Zweedse komaf. Zijn moeder, organiste, vormde de basis van zijn muzikale carrière door hem pianolessen te geven. Hij ging later piano studeren aan het New England Conservatory of Music in Boston. In 1925 ging Anderson uiteindelijk studeren aan Harvard en kreeg daar lessen van Walter Spalding in muziektheorie. Hij studeerde contrapunt bij Edward Ballantine, harmonie bij George Enescu, compositie bij Walter Piston, orgel bij Henry Gideon en contrabas bij Gaston Dufresne van het Boston Symphony Orchestra.[2] In 1929 werd hij Bachelor en in 1930 studeerde hij af als Master of Arts.
Behalve in muziek had Anderson interesse in taal. Hij ging verder studeren: Germaanse en Scandinavische talen: Zweeds, Deens, Noors, IJslands en Oudnoords. Hij bleek een talenknobbel te hebben want later bleek Anderson vloeiend Engels, Noors, IJslands, Frans, Italiaans en Portugees te spreken.[2] Gedurende zijn verblijf aan de universiteit begon daar zijn loopbaan buiten schooltijd. Hij was organist en koorleider in twee kerken (Cambridge en East Milton, Massachusetts), dirigent van de Harvard University Band en leraar muziek op Radcliffe College. Hij dirigeerde en arrangeerde ook voor andere orkesten / ensembles in de omgeving van met name Boston. Zijn talent op laatstgenoemd gebied kwam onder de aandacht van Arthur Fiedler, die hem om composities vroeg. Dat werd Jazz Pizzicato (1938). Dat was niet voldoende en Anderson schreef daarom Jazz Legato (1939) als aanvulling.[3]
In 1942 ging Anderson in het Amerikaanse leger en werd hij gestationeerd op IJsland als vertaler en tolk. Later kwam hij terecht in het Pentagon (1945) als leider van de Inlichtingendienst afdeling Scandinavië. Ondertussen ging hij door met componeren met als tijdelijk hoogtepunt The Syncopated Clock. Hij werd nog opgeroepen voor de Koreaanse Oorlog. Hij was namelijk reserveofficier. In 1951 kwam de compositie Blue Tango van hem in de hitlijsten. Het werk bracht het tot nummer 1 in de Billboard-lijst.
Zijn composities spraken vele mensen aan. Na Blue Tango volgden evergreens als Sleigh Ride. Ook heden ten dage herkennen veel mensen direct zijn werk. Zijn composities dienden als herkenningstune van diverse radioprogramma's.
Anderson, een perfectionist, probeerde een klassiek pianoconcert te publiceren (1953) maar bleef er ontevreden over en trok het weer terug. Toen het in 1988 werd herontdekt, werd het wel gepubliceerd en belandde het op de lessenaar van het Cincinnati Pops Orchestra onder leiding van Erich Kunzel. Opnamen volgden, ook later nog.
Een misstap in de carrière van Anderson vormt het genre musical. Hij componeerde slechts één musical, Goldilocks (1958), hetgeen een organisatorische ramp werd. Hij schreef daarna geen musicals meer. Daarna volgden het eerder genoemde The Typewriter, Bugler’s Holiday (een werk voor bugels en kornetten, een bugel is een klaroen of signaalhoorn, waarop alleen natuurtonen geblazen kunnen worden) en A Trumpeter's Lullaby, destijds klassiekers binnen het genre en nog regelmatig uitgevoerd door beroeps- en amateurorkesten.
Anderson stond tot zijn dood geregeld voor het Boston Pops Orchestra waarmee hij concerteerde en elpees opnam. Sommige albums uit het eind van de jaren 50 begin jaren 60 waren dermate populair dat er compact discs van volgden.
Anderson heeft een ster aan de Hollywood Walk of Fame en werd postuum opgenomen in de Songwriters Hall of Fame, in 1988. Zijn muziek heeft in het repertoire van populair-klassieke orkesten een vaste plaats veroverd.
De originele werken van Anderson zijn in de laatste jaren opnieuw uitgegeven op compact discs. Erich Kunzel en andere dirigenten hebben ook nieuwe opnamen gemaakt. In 2008 hebben Leonard Slatkin en het BBC Concert Orchestra het volledige werk van Anderson op Naxos Records opgenomen.
Pavlakis, Christopher (1974). The American Music Handbook. The Free Press, MacMillan Co., New York, New York USA, 836 blz..
Ander, Jan-Erik & Lamb, Jeremy (1992). New Sweden 1638-1988. Swedish National Committee for New Sweden '88, Stockholm, Sweden, 88 blz.. ISBN 91-7176-146-2.
Ledbetter, Steven (1985). 100 Years of the Boston Pops. Boston Symphony Orchestra, Inc., Boston, Massachusetts, 48 blz..
Tijdschrift
Smith, Joseph (2009). Leroy Anderson - Scandinavian Review. American-Scandinavian Foundation, New York, New York USA, 96 blz..
Frank, Janet (2008). Syncopated Clock, Indeed!. The American Scholar - Phi Beta Kappa Society, Arlington, Virginia USA.
Vercelli, Jane Anderson (2008). Composer Leroy Anderson: Cambridge Born and Bred. The Newetowne Chronicle - Cambridge Historical Society, Cambridge, Massachusetts USA.
Kaufmann, Joanne (1995). Leroy Anderson: Tuneful Blade Runner. Wall Street Journal, New York, New York USA.
Tommasini, Anthony (1996). Tuneful Gems from a Master: Leroy Anderson. New York Times, New York, New York USA.
Fennell, Frederick (1990). Music by Leroy Anderson. The Instrumentalist, Northfield, Illinois USA.
Neumueller, Anders (1994). Leroy Anderson. Swedish Press Society, Blaine, Washington USA, 42 blz..
Sherman, Andrew & Martha (2008). Annual Report dedication to Leroy Anderson. Town of Woodbury, Woodbury, Connecticut USA, 31 blz..
Zweedse
Svea (1949). Svenskättling Berömd Amerikansk Kompositör. Svea Publishing Company, Worcester, Massachusetts USA.
Hembygdsförening, Norra Strö (2009). Norra Strö: Bygden och Folket. Norra Strö Hembygdsförening, Kristianstad, Sweden, 420 blz..
Dohlman, Carin (2009). Leroy Andersons Julmusik. Gult och Blatt i Boston-New England, Wellesley, Massachusetts USA.
Duits
Berg, Hans-Walter (Dec 1992). ein Meister der Miniatur. Neue Blasmusik, Buchloe, Germany.