Pietkin kreeg zijn muzikale opvoeding van Henri de Remouchamps aan de Sint-Lambertuskathedraal in Luik. In 1630 droeg Remouchamps aan hem de verantwoordelijkheid over voor het bespelen van het zogenoemde "kleine orgel". Twee jaar later werd hij opvolger van Remouchamps aan het hoofdorgel. Vanaf 1633 verving hij gedeeltelijk zijn peetoom Léonard de Hodémont (1575-1639) als kapelmeester. Omdat hij (nog) te jong was, werd Pierre Probus opvolger van Léonard de Hodémont als kapelmeester. Tien jaar later was Pietkin de opvolger van de Hodémont.
Zijn manuscripten en partituren zijn meestal verloren gegaan. Naar François-Joseph Fétis eind 19e eeuw bestaan er nog manuscripten/partituren in de archieven van de Sint-Lambertuskathedraal en van de Sint-Walburgakerk in Oudenaarde.[2] Robijns/Zijlstra (1980) maakte er geen melding meer van.[3]
Composities
Missen en andere kerkmuziek
1668Sacri concentus - 32 motetten, voor zangstemmen met instrumentale begeleiding, op. 3
O salutaris hostia uit "Le Grand livre de Choeur de Saint Lambert" - 11 motetten voor 5 tot 8 stemmen
(Kerk-)Sonate nr. 1 à 4, voor ensemble (3 violen [of blokfluiten], basviool en basso continuo)
(Kerk-)Sonate nr. 2 à 4, voor ensemble (3 violen [of blokfluiten], basviool en basso continuo)
Bibliografie
Thierry Levaux: Dictionnaire des compositeurs de Belgique du moyen âge à nos jours, Ohain-Lasne: Éditions Art in Belgium sprl, 2006. 736 p., ISBN 2-930338-37-7
Referenties
↑Robert Eitner: Biographisch - Bibliographisches Quellen-Lexikon der Musiker und Musikgelehrten der christlichen Zeitrechnung bis zur Mitte des neunzehnten Jahrhunderts - 7. Band. (Milleville, Francesco — Pluvier), Leipzig, Breitkopf & Haertel. 1902. pp. 444
↑François-Joseph Fétis: Biographie Universelle des Musiciens et bibliographie générale de la musique, Paris: Firmin-Didot et Cie., 1881-89, 8 vols. Supplement et complement. 2 vols. ISBN 2-84575-049-8; heruitgave 2006, Adamat Media Corporation, ISBN 0-543-98534-2; ISBN 0-543-98533-4