Het kabinet–Kurz I was van 18 december 2017 tot 28 mei 2019 de bondsregering van Oostenrijk.[1] Het kabinet bestond uit een coalitie van de christendemocratische ÖVP en de rechts-populistische FPÖ, en stond onder leiding van bondskanselier Sebastian Kurz. Het was voor het eerst in tien jaar dat de FPÖ deel uitmaakte van de regering. De voorgaande keer dat de FPÖ in de regering zat was tijdens de regeerperiode van kabinet-Schüssel II.
De kanselier en ministers werden op 18 december 2017 door president Alexander Van der Bellen beëdigd. Na enkele wijzigingen werden acht ministers op 8 januari 2018 opnieuw beëdigd voor hun nieuwe werkterreinen.[2]
In reactie op de Ibiza-affaire en het terugtreden van vicekanselier Heinz-Christian Strache (FPÖ), beëindigde Kurz op 18 mei 2019 de samenwerking met de FPÖ. Op 21 mei droeg hij minister van Binnenlandse Zaken Herbert Kickl (FPÖ) bij de bondspresident voor ontslag voor. In reactie daarop dienden de overige FPÖ-ministers eveneens hun ontslag in.[3] Op 22 mei werd een aantal partijloze deskundigen in de ontstane vacatures benoemd.[4]
Op 27 mei 2019 zegde de Nationale Raad het vertrouwen in de regering op.[5] De volgende dag werd de ministers ontslag verleend en werden ze tegelijkertijd met de voortzetting van hun taken belast, onder leiding van voormalig vicekanselier Hartwig Löger.[6][7][8]