Aanvankelijk was Robinson aanhanger van de neoklassieke theorie, maar na haar kennismaking met John Maynard Keynes veranderde ze van gedachten. Als vooraanstaand lid van de "Cambridge School" in de economie droeg Robinson bij aan de uiteenzetting en ondersteuning van Keynes' General Theory. Zij schreef in 1936 en 1937 met name over de werkgelegenheidsaspecten van Keynes' nieuwe theorie.
In 1933 lanceerde Robinson in haar boek The Economics of Imperfect Competition het concept "monopsonie", de tegenhanger van een monopolie, waarbij er meerdere aanbieders zijn maar slechts één koper.
Robinsons An Essay on Marxian Economics (1942; verscheidene heruitgaven) concentreerde zich op Karl Marx als econoom. Mede door dit boek werd het debat hervat over dit aspect van de nalatenschap van Marx.
The Accumulation of Capital (1956) geldt als haar hoofdwerk en behandelt langetermijnaspecten van de keynesiaanse theorie.